Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 11 april 2024 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht - Oostenrijk) – XXXX
(Zaak C-116/231 , Sozialministeriumservice)
[Prejudiciële verwijzing – Sociale zekerheid – Migrerende werknemers – Gezinsbijslagen – Verordening (EG) nr. 883/2004 – Artikel 3 – Prestaties bij ziekte – Werkingssfeer – Uitkering voor mantelzorgverlof – Onderdaan van een lidstaat die in een andere lidstaat woont en werkt en voor een familielid in de eerste lidstaat zorgt – Bijkomende prestatie bij de verzorgingsuitkering – Artikel 4 – Gelijke behandeling]
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bundesverwaltungsgericht
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: XXXX
In tegenwoordigheid van: Sozialministeriumservice
Dictum
Artikel 3, lid 1, onder a), van verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels
moet aldus worden uitgelegd dat
onder het begrip „prestaties bij ziekte” in de zin van deze bepaling een uitkering voor mantelzorgverlof valt die wordt uitbetaald aan een werknemer die een naaste bijstaat of verzorgt die in een andere lidstaat recht heeft op een verzorgingsuitkering, en op grond daarvan onbetaald verlof geniet. Bijgevolg valt een dergelijke uitkering voor mantelzorgverlof ook onder het begrip „uitkeringen” in de zin van die verordening.
Artikel 45, lid 2, VWEU, artikel 4 van verordening nr. 883/2004 en artikel 7, lid 2, van verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie
moeten aldus worden uitgelegd dat
zij zich verzetten tegen een regeling van een lidstaat op grond waarvan de toekenning van een uitkering voor mantelzorgverlof afhankelijk wordt gesteld van de voorwaarde dat de zorgbehoevende krachtens de wettelijke regeling van die lidstaat een verzorgingsuitkering van een bepaald niveau ontvangt, tenzij deze voorwaarde objectief wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel dat met name verband houdt met de handhaving van het financiële evenwicht van het nationale socialezekerheidsstelsel, en een evenredig middel vormt om dit doel te bereiken.
Artikel 4 van verordening nr. 883/2004
moet aldus worden uitgelegd dat
het zich niet verzet tegen een nationale regeling of nationale rechtspraak die ten eerste de toekenning van een uitkering voor mantelzorgverlof en die van een uitkering wegens familiehospiceverlof afhankelijk stelt van verschillende voorwaarden, en ten tweede niet toestaat dat een aanvraag voor mantelzorgverlof wordt geherkwalificeerd als een aanvraag voor familiehospiceverlof.
____________
1 PB C 223 van 26.6.2023.