Language of document : ECLI:EU:C:2022:238

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)

31 maart 2022 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Bescherming van de consument – Richtlijn 2011/83/EU – Herroepingsrecht voor overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten – Uitzonderingen op het herroepingsrecht – Artikel 16, onder l) – Verstrekking van diensten met betrekking tot vrijetijdsbesteding – Overeenkomst die in een bepaalde datum of periode van uitvoering voorziet – Verstrekking van ticketverkoopdiensten – Tussenpersoon die in eigen naam maar voor rekening van de organisator van een vrijetijdsactiviteit optreedt – Aan de uitoefening van het herroepingsrecht verbonden risico”

In zaak C‑96/21,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Amtsgericht Bremen (rechter in eerste aanleg Bremen, Duitsland) bij beslissing van 8 januari 2021, ingekomen bij het Hof op 16 februari 2021, in de procedure

DM

tegen

CTS Eventim AG & Co. KGaA,

wijst

HET HOF (Achtste kamer),

samengesteld als volgt: N. Jääskinen, kamerpresident, M. Safjan (rapporteur) en N. Piçarra, rechters,

advocaat-generaal: L. Medina,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        CTS Eventim AG & Co. KGaA, vertegenwoordigd door M. Schlingmann en M. Gerecke, Rechtsanwälte,

–        de Finse regering, vertegenwoordigd door H. Leppo, A. Laine en S. Hartikainen als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door B.‑R. Killmann en I. Rubene als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 16, onder l), van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG [van de Raad] en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB 2011, L 304, blz. 64).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen DM en CTS Eventim AG & Co. KGaA, een verstrekker van ticketverkoopdiensten, over het bestaan van een recht op herroeping van een overeenkomst voor de aankoop van toegangsbewijzen voor een concert.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

3        De overwegingen 4 en 49 van richtlijn 2011/83 luiden als volgt:

„(4)      De interne markt dient volgens artikel 26, lid 2, [VWEU] een ruimte zonder binnengrenzen te omvatten waarin het vrije verkeer van goederen en diensten en de vrijheid van vestiging zijn gewaarborgd. Harmonisatie van bepaalde aspecten van overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten consumentenovereenkomsten is noodzakelijk voor de bevordering van een echte interne markt voor de consument, waarbij een juist evenwicht ontstaat tussen een hoog beschermingsniveau voor de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel.

[...]

(49)      Bepaalde uitzonderingen op het herroepingsrecht moeten mogelijk zijn, zowel voor op afstand als voor buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten. [...] Het toekennen van een herroepingsrecht aan de consument kan ook niet passend zijn in het geval van bepaalde diensten waarbij de sluiting van de overeenkomst impliceert dat er capaciteit wordt gereserveerd, waarvoor de handelaar bij de uitoefening van een herroepingsrecht mogelijk geen bestemming meer kan vinden. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer hotelkamers, vakantiewoningen of plaatsen voor culturele of sportieve evenementen worden gereserveerd.”

4        In artikel 1 van richtlijn 2011/83, met het opschrift „Onderwerp”, is bepaald:

„Het doel van deze richtlijn is om door de verwezenlijking van een hoog niveau van consumentenbescherming bij te dragen aan de goede werking van de interne markt door bepaalde aspecten van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake tussen consumenten en handelaren gesloten overeenkomsten onderling aan te passen.”

5        Artikel 2 van deze richtlijn, met als opschrift „Definities”, bepaalt:

„Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

[...]

2.      ‚handelaar’: iedere natuurlijke persoon of iedere rechtspersoon, ongeacht of deze privaat of publiek is, die met betrekking tot onder deze richtlijn vallende overeenkomsten handelt, mede via een andere persoon die namens hem of voor zijn rekening optreedt, in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit;

3.      ‚goederen’: alle roerende lichamelijke zaken, behalve zaken die executoriaal of anderszins gerechtelijk worden verkocht; water, gas en elektriciteit worden als goederen in de zin van deze richtlijn beschouwd, als zij voor verkoop gereed zijn gemaakt in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid;

[...]

5.      ‚verkoopovereenkomst’: iedere overeenkomst waarbij de handelaar de eigendom van goederen aan de consument overdraagt of zich ertoe verbindt deze over te dragen en de consument de prijs daarvan betaalt of zich ertoe verbindt de prijs daarvan te betalen, met inbegrip van elke overeenkomst die zowel goederen als diensten betreft;

6.      ‚dienstenovereenkomst’: iedere andere overeenkomst dan een verkoopovereenkomst, waarbij de handelaar de consument een dienst levert of zich ertoe verbindt een dienst te leveren en de consument de prijs daarvan betaalt of zich ertoe verbindt de prijs daarvan te betalen;

7.      ‚overeenkomst op afstand’: iedere overeenkomst die tussen de handelaar en de consument wordt gesloten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van handelaar en consument en waarbij, tot op en met inbegrip van het moment waarop de overeenkomst wordt gesloten, uitsluitend gebruik wordt gemaakt van een of meer middelen voor communicatie op afstand;

[...]”

6        Artikel 6 van die richtlijn, met als opschrift „Informatievoorschriften voor overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten”, luidt als volgt:

„1.      Voordat de consument door een overeenkomst op afstand of een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, dan wel een daarmee overeenstemmend aanbod daartoe is gebonden, verstrekt de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze de volgende informatie:

[...]

c)      het geografisch adres waar de handelaar gevestigd is en het telefoonnummer, [faxnummer] en e-mailadres van de handelaar, indien beschikbaar, zodat de consument snel contact met de handelaar kan opnemen en efficiënt met hem kan communiceren alsmede, indien van toepassing, het geografische adres en de identiteit van de handelaar voor wiens rekening hij optreedt;

d)      wanneer dat verschilt van het overeenkomstig punt c) verstrekte adres, het geografische adres van de bedrijfsvestiging van de handelaar (en indien van toepassing dat van de handelaar voor wiens rekening hij optreedt), waaraan de consument eventuele klachten kan richten;

[...]”

7        Artikel 9 („Herroepingsrecht”) van richtlijn 2011/83 bepaalt in lid 1:

„Behoudens wanneer de in artikel 16 bepaalde uitzonderingen van toepassing zijn, beschikt de consument over een termijn van 14 dagen om de overeenkomst op afstand of de buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst zonder opgave van redenen te herroepen [...].”

8        Artikel 12, onder a), van richtlijn 2011/83 heeft als opschrift „Gevolgen van herroeping” en is als volgt verwoord:

„De uitoefening van het herroepingsrecht beëindigt de verplichting voor de partijen om:

a)      de overeenkomst op afstand of de buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst uit te voeren [...]”

9        In artikel 16 („Uitzonderingen op het herroepingsrecht”) van deze richtlijn is bepaald:

„De lidstaten voorzien niet in het in de artikelen 9 tot en met 15 bedoelde herroepingsrecht voor overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten betreffende:

[...]

l)      de terbeschikkingstelling van accommodatie anders dan voor woondoeleinden, goederenvervoer, autoverhuurdiensten, catering en diensten met betrekking tot vrijetijdsbesteding, indien in de overeenkomsten een bepaalde datum of periode van uitvoering is voorzien;

[...]”

 Duits recht

10      § 312g („Herroepingsrecht”) van het Bürgerliche Gesetzbuch (Duits burgerlijk wetboek) bepaalt:

„(1)      In het geval van buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten en overeenkomsten op afstand heeft de consument een herroepingsrecht krachtens § 355.

(2)      Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, geldt het herroepingsrecht niet voor de volgende overeenkomsten:

[...]

9.      overeenkomsten voor het verrichten van diensten betreffende de terbeschikkingstelling van accommodatie anders dan voor woondoeleinden, goederenvervoer, diensten voor het verhuren van motorvoertuigen, catering en diensten met betrekking tot vrijetijdsbesteding, indien in de overeenkomsten een bepaalde datum of periode van uitvoering is voorzien,

[...]”

11      § 355 van dat wetboek, met als opschrift „Herroepingsrecht voor consumentenovereenkomsten”, luidt als volgt:

„(1)      Wanneer de consument bij wet een herroepingsrecht krachtens deze bepaling wordt toegekend, dan zijn de consument en de handelaar niet langer gebonden door hun wilsverklaring tot het sluiten van de overeenkomst indien de consument zijn wilsverklaring binnen de vastgestelde termijn heeft herroepen. [...]

[...]”

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

12      Op 12 november 2019 heeft DM, als consument, via een online boekingsplatform dat door CTS Eventim, een verstrekker van ticketverkoopdiensten, wordt geëxploiteerd, toegangsbewijzen voor een door een derde georganiseerd concert besteld.

13      Dat concert, dat op 24 maart 2020 in Braunschweig (Duitsland) zou plaatsvinden, werd geannuleerd wegens de bestuurlijke beperkende maatregelen van de Duitse autoriteiten in het kader van de COVID-19-pandemie. Zoals uit de verwijzingsbeslissing blijkt, wordt het concert mogelijkerwijs naar een latere datum verschoven.

14      Op 19 april 2020 heeft DM CTS Eventim verzocht om terugbetaling van de aankoopprijs van de toegangsbewijzen en van de bijkomende kosten ten bedrage van in totaal 207,90 EUR. De verwijzende rechter merkt op dat DM daarmee haar overeenkomst met CTS Eventim impliciet heeft herroepen.

15      Daarop heeft CTS Eventim, optredend voor rekening van de concertorganisator, DM overeenkomstig de Duitse regeling inzake de annulering van vrijetijdsactiviteiten in het kader van de Covid-19-pandemie een door die organisator afgegeven tegoedbon doen toekomen voor een bedrag van 199 EUR, dat overeenkomt met de aankoopprijs van de tickets.

16      DM vordert voor de verwijzende rechter de terugbetaling door CTS Eventim van de aankoopprijs van de toegangsbewijzen en van bijkomende kosten.

17      Volgens de verwijzende rechter, die zich over de geldigheid van de herroeping door DM moet uitspreken, is de in artikel 16, onder l), van richtlijn 2011/83 opgenomen uitzondering op het herroepingsrecht niet van toepassing op het hoofdgeding. De verwijzende rechter is namelijk van oordeel dat deze uitzondering uitsluitend ten goede mag komen aan degene die een dienst met betrekking tot een vrijetijdsactiviteit rechtstreeks verricht, dat wil zeggen in casu aan de organisator van het concert, en niet aan een verstrekker van ticketverkoopdiensten wiens activiteit is beperkt tot de overdracht van een recht op toegang tot dat concert. De verwijzende rechter voegt daaraan toe dat de handelaar na een herroeping die meerdere maanden vóór de geplande datum van die activiteit heeft plaatsgevonden, de mogelijkheid heeft om de gereserveerde capaciteit op een andere manier te benutten, door de betrokken tickets aan andere personen door te verkopen.

18      In deze omstandigheden heeft het Amtsgericht Bremen de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Moet artikel 16, onder l), van richtlijn [2011/83] aldus worden uitgelegd dat het voor de uitsluiting van het herroepingsrecht van de consument voldoende is dat de handelaar de consument niet rechtstreeks een dienst met betrekking tot vrijetijdsbesteding verleent, maar deze een toegangsrecht tot een dergelijke dienst verkoopt?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

19      Vooraf moet in herinnering worden gebracht dat het volgens vaste rechtspraak in het kader van de bij artikel 267 VWEU ingestelde procedure van samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties en het Hof, de taak van het Hof is om de nationale rechter een nuttig antwoord te geven aan de hand waarvan deze het bij hem aanhangige geding kan beslechten. Daartoe dient het Hof de voorgelegde vragen indien nodig te herformuleren (arrest van 26 oktober 2021, PL Holdings, C‑109/20, EU:C:2021:875, punt 34 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

20      Voorts is het Hof bevoegd om op basis van het dossier van het hoofdgeding en van de ontvangen schriftelijke opmerkingen aanwijzingen aan de verwijzende rechter te geven die hem in staat stellen uitspraak te doen (zie in die zin arrest van 24 februari 2015, Grünewald, C‑559/13, EU:C:2015:109, punt 32 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

21      In de onderhavige zaak moet in de eerste plaats worden vastgesteld dat de verwijzende rechter, gelet op het feit dat de activiteit van CTS Eventim beperkt is tot de overdracht van een recht op toegang tot een door een derde georganiseerde vrijetijdsactiviteit, van oordeel is dat deze onderneming niet rechtstreeks een dienst met betrekking tot die activiteit ten behoeve van de consument verricht, aangezien alleen de organisator van het concert degene is die een dergelijke dienst rechtstreeks verricht.

22      De verwijzingsbeslissing bevat geen nauwkeurige informatie over het kader waarin CTS Eventim haar activiteit uitoefent, met name wat betreft de contractuele bepalingen die de relatie regelen tussen CTS Eventim en de organisator van het concert waarvan de annulering aanleiding heeft gegeven tot het hoofdgeding. Uit het dossier waarover het Hof beschikt en meer in het bijzonder uit de door CTS Eventim ingediende schriftelijke opmerkingen blijkt echter dat deze partijen zijn gebonden door een contractuele relatie op grond waarvan CTS Eventim in eigen naam maar voor rekening van de organisator tickets verkoopt.

23      Voorts blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde overeenkomst een „overeenkomst op afstand” in de zin van artikel 2, punt 7, van richtlijn 2011/83 vormt, aangezien zij is gesloten tussen DM als consument en CTS Eventim als handelaar in de zin van artikel 2, punt 2, van deze richtlijn. Dit laatste begrip omvat namelijk niet alleen de natuurlijke of rechtspersoon die met betrekking tot onder die richtlijn vallende overeenkomsten handelt in het kader van zijn eigen handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, maar ook de natuurlijke of rechtspersoon die als tussenpersoon optreedt namens of voor rekening van die handelaar (arrest van 24 februari 2022, Tiketa, C‑536/20, EU:C:2022:112, punt 31).

24      Om de verwijzende rechter een nuttig antwoord te geven, moet de prejudiciële vraag derhalve aldus worden begrepen dat die rechter in essentie wenst te vernemen of artikel 16, onder l), van richtlijn 2011/83 aldus moet worden uitgelegd dat de in deze bepaling bedoelde uitzondering op het herroepingsrecht kan worden tegengeworpen aan een consument die met een tussenpersoon die in eigen naam maar voor rekening van de organisator van een vrijetijdsactiviteit handelt, een overeenkomst op afstand tot verkrijging van een recht op toegang tot die activiteit heeft gesloten.

25      De artikelen 9 tot en met 15 van richtlijn 2011/83 kennen aan de consument een herroepingsrecht toe onder meer nadat hij een overeenkomst op afstand in de zin van artikel 2, punt 7, van deze richtlijn heeft gesloten en stellen de voorwaarden en de modaliteiten voor de uitoefening van dit recht vast.

26      Zo beschikt de consument overeenkomstig artikel 9, lid 1, van richtlijn 2011/83 in beginsel over een termijn van veertien dagen om een overeenkomst op afstand te herroepen, waarbij de uitoefening van het herroepingsrecht volgens artikel 12, onder a), van deze richtlijn een einde maakt aan de verplichting voor de partijen om die overeenkomst uit te voeren.

27      Artikel 16 van die richtlijn voorziet echter in uitzonderingen op dat herroepingsrecht, met name voor het onder l) van dit artikel bedoelde geval van diensten met betrekking tot vrijetijdsbesteding, indien in de overeenkomsten een bepaalde datum of periode van uitvoering is voorzien.

28      Dienaangaande moet om te beginnen worden gepreciseerd dat het volgens vaste rechtspraak vereist is dat, voor zover een Unierechtelijke bepaling voor de vaststelling van haar betekenis en draagwijdte niet uitdrukkelijk verwijst naar het recht van de lidstaten, daaraan in de gehele Unie een autonome en uniforme uitlegging moet worden gegeven waarbij niet alleen rekening wordt gehouden met de bewoordingen van deze bepaling, maar ook met haar context en met de doelstelling van de regeling in kwestie (zie in die zin arrest van 21 oktober 2020, Möbel Kraft, C‑529/19, EU:C:2020:846, punt 21 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

29      Hieruit volgt dat het juridische karakter dat het nationale recht toekent aan een prestatie die door een handelaar wordt geleverd aan een consument, geenszins invloed kan hebben op de uitlegging van artikel 16, onder l), van richtlijn 2011/83.

30      Wat in de eerste plaats de vraag betreft of de overdracht aan een consument van een recht op toegang tot een vrijetijdsactiviteit door een tussenpersoon die voor rekening van de organisator van die activiteit optreedt, een dienst met betrekking tot deze laatste activiteit in de zin van artikel 16, onder l), van richtlijn 2011/83 vormt, moet eerst worden onderzocht of een dergelijke contractuele relatie tussen de tussenpersoon en de consument kan vallen onder het begrip „dienstenovereenkomst” in de zin van artikel 2, punt 6, van deze richtlijn.

31      Uit de rechtspraak van het Hof volgt dat dit begrip ruim wordt gedefinieerd als iedere andere overeenkomst dan een verkoopovereenkomst in de zin van artikel 2, punt 5, van richtlijn 2011/83, waarbij de handelaar de consument een dienst levert of zich ertoe verbindt een dienst te leveren en de consument de prijs daarvan betaalt of zich ertoe verbindt de prijs daarvan te betalen [zie in die zin arrest van 14 mei 2020, NK (Ontwerp van een eengezinswoning), C‑208/19, EU:C:2020:382, punt 62 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

32      In artikel 2, punt 5, van richtlijn 2011/83 wordt het begrip „verkoopovereenkomst” gedefinieerd als iedere overeenkomst waarbij de handelaar de eigendom van goederen aan de consument overdraagt of zich ertoe verbindt deze over te dragen en de consument de prijs daarvan betaalt of zich ertoe verbindt de prijs daarvan te betalen, met inbegrip van elke overeenkomst die zowel goederen als diensten betreft. Voorts wordt het begrip „goederen” in artikel 2, punt 3, van deze richtlijn aldus gedefinieerd dat het in beginsel ziet op alle roerende lichamelijke zaken, behalve zaken die executoriaal of anderszins gerechtelijk worden verkocht.

33      In casu volgt uit de verwijzingsbeslissing dat de voornaamste verplichting van CTS Eventim uit hoofde van haar contractuele relatie met DM betrekking heeft op de overdracht van het recht op toegang tot de vrijetijdsactiviteit die is vermeld op de tickets die in het hoofdgeding aan de orde zijn.

34      Bijgevolg moet worden vastgesteld dat een dergelijke contractuele relatie, die in essentie betrekking heeft op de overdracht van een recht en niet van een goed, automatisch onder het begrip „dienstenovereenkomst” in de zin van artikel 2, punt 6, van richtlijn 2011/83 valt. De uitvoering ervan door de handelaar vormt derhalve een dienst in de zin van artikel 16, onder l), van deze richtlijn.

35      In dit verband moet worden gepreciseerd dat het feit dat een recht of vergunningen worden vastgelegd in documenten die als zodanig verhandelbaar zijn, onvoldoende reden is om ze binnen de werkingssfeer van de Verdragsbepalingen inzake het vrije verkeer van goederen in plaats van die inzake het vrij verrichten van diensten te brengen (zie in die zin arrest van 21 oktober 1999, Jägerskiöld, C‑97/98, EU:C:1999:515, punten 35 en 36).

36      Voorts moet worden onderzocht of de overdracht van een recht op toegang tot een vrijetijdsactiviteit door een tussenpersoon die voor rekening van de organisator van deze activiteit handelt, kan worden beschouwd als een dienst met betrekking tot die activiteit in de zin van artikel 16, onder l), van richtlijn 2011/83.

37      Dienaangaande blijkt uit de rechtspraak van het Hof dat de in deze bepaling genoemde categorieën van diensten sectorale uitsluitingen zijn die in het algemeen zien op de diensten die in de betrokken sectoren worden verleend, met uitzondering van die welke niet op een bepaalde datum of binnen een bepaalde periode hoeven te worden uitgevoerd (zie naar analogie arrest van 10 maart 2005, easyCar, C‑336/03, EU:C:2005:150, punten 22 en 24).

38      Aangezien artikel 16, onder l), van richtlijn 2011/83 in beginsel dus alle diensten omvat die in de vrijetijdssector worden verleend, blijkt uit het gebruik van de term „met betrekking tot” dat de in deze bepaling bedoelde uitzondering niet beperkt is tot diensten die rechtstreeks ter uitvoering van een vrijetijdsactiviteit als zodanig worden verricht.

39      Bijgevolg moet worden vastgesteld dat de overdracht van een recht op toegang tot een vrijetijdsactiviteit als zodanig een dienst met betrekking tot die activiteit in de zin van artikel 16, onder l), van richtlijn 2011/83 vormt.

40      Uit de bewoordingen van deze bepaling blijkt echter niet in welke mate een dergelijke dienst, die onder die bepaling valt, kan worden verleend door een andere persoon dan de organisator van de vrijetijdsactiviteit zelf.

41      In dit verband moet met betrekking tot de context van artikel 16, onder l), van richtlijn 2011/83 worden vastgesteld dat de handelaar volgens artikel 6, lid 1, onder c) en d), van deze richtlijn verplicht is om de consument, voordat deze door een overeenkomst op afstand of een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, dan wel een daarmee overeenstemmend aanbod daartoe is gebonden, indien nodig onder andere de identiteit van de handelaar voor wiens rekening hij optreedt te verstrekken.

42      Zo voorziet richtlijn 2011/83 uitdrukkelijk in de mogelijkheid dat een binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallende overeenkomst door een handelaar wordt gesloten in het kader van de uitvoering van een contractuele relatie op grond waarvan hij voor rekening van een andere handelaar optreedt.

43      Hieruit volgt dat de omstandigheid dat een dienst niet door de organisator van een vrijetijdsactiviteit zelf, maar door een voor zijn rekening optredende tussenpersoon wordt verricht, niet eraan in de weg staat dat een dergelijke dienst als een dienst met betrekking tot die activiteit kan worden beschouwd.

44      Wat voorts de met artikel 16, onder l), van richtlijn 2011/83 nagestreefde doelstelling betreft, moet worden opgemerkt dat die doelstelling blijkens overweging 49 van deze richtlijn erin bestaat de handelaar te beschermen tegen het aan de reservering van bepaalde capaciteit verbonden risico dat hij daarvoor bij de uitoefening van het herroepingsrecht mogelijk geen bestemming meer kan vinden, met name in het geval van culturele of sportieve evenementen.

45      Uit de rechtspraak van het Hof volgt ook dat artikel 16, onder l), van richtlijn 2011/83 onder meer beoogt een bescherming van de belangen van de verstrekkers van bepaalde diensten in te voeren, zodat deze geen onevenredige nadelen ondervinden in verband met de kosteloze annulering of de annulering zonder opgaaf van redenen van een reeds gereserveerde dienst ten gevolge van de herroeping door de consument korte tijd vóór de voor die dienstverrichting voorziene datum (zie naar analogie arrest van 10 maart 2005, easyCar, C‑336/03, EU:C:2005:150, punt 28).

46      Uit de twee vorige punten volgt dat de in deze bepaling bedoelde uitzondering op het herroepingsrecht alleen kan gelden voor diensten die worden verricht ter uitvoering van een contractuele verplichting jegens de consument, waarvan de beëindiging wegens herroeping overeenkomstig artikel 12, onder a), van richtlijn 2011/83 het aan de reservering van aldus vrijgekomen capaciteit verbonden risico zou leggen bij de organisator van de betrokken activiteit.

47      Alleen voor zover de organisator van de betrokken activiteit dat risico draagt, kan de overdracht van een recht op toegang daartoe dus een dienst met betrekking tot die activiteit in de zin van artikel 16, onder l), van richtlijn 2011/83 vormen.

48      Daarbij doet het niet ter zake of het voor de handelaar in voorkomend geval mogelijk is om op het tijdstip waarop de consument zich beroept op zijn herroepingsrecht een andere bestemming te vinden voor de capaciteit die door de uitoefening van dit recht is vrijgekomen, onder andere door de betrokken tickets aan andere klanten door te verkopen. De toepassing van artikel 16, onder l), van richtlijn 2011/83 kan immers niet afhangen van een dergelijke beoordeling van de omstandigheden van elk individueel geval.

49      In casu blijkt uit het dossier waarover het Hof beschikt dat krachtens de contractuele bepalingen tussen CTS Eventim en de organisator van het concert waarvan de annulering aanleiding heeft gegeven tot het hoofdgeding, die organisator verplicht is om CTS Eventim te ontslaan van iedere aansprakelijkheid in het geval dat een koper de terugbetaling van de prijs voor een ticket vordert. Indien de in het hoofdgeding aan de orde zijnde overeenkomst na de herroeping door DM wordt ontbonden, is het derhalve aan de concertorganisator om de aankoopprijs van de bij CTS Eventim gekochte toegangsbewijzen aan DM terug te betalen.

50      Derhalve moet worden vastgesteld dat, onder voorbehoud van de door de verwijzende rechter te verrichten verificaties, de overdracht door CTS Eventim aan DM van het recht op toegang tot het concert waarvan de annulering aanleiding heeft gegeven tot het hoofdgeding, een dienst met betrekking tot een vrijetijdsactiviteit in de zin van artikel 16, onder l), van richtlijn 2011/83 vormt.

51      Wat in de tweede plaats de vraag betreft of een overeenkomst als die in het hoofdgeding moet worden geacht te voorzien in een bepaalde datum of periode van uitvoering, moet worden vastgesteld dat een overeenkomst betreffende de overdracht van een recht op toegang tot een vrijetijdsactiviteit vanwege het voorwerp ervan noodzakelijkerwijs moet worden uitgevoerd in de periode tussen de datum van de overdracht en de datum waarop de activiteit waartoe dit recht toegang verleent, moet plaatsvinden.

52      Daarbij is het niet van belang of het toegangsrecht door de organisator van de vrijetijdsactiviteit zelf dan wel door een tussenpersoon wordt overgedragen.

53      Bijgevolg moet een overeenkomst betreffende de overdracht van een recht op toegang tot een vrijetijdsactiviteit, die is gesloten door een tussenpersoon die in eigen naam maar voor rekening van de organisator van deze activiteit handelt, worden geacht te voorzien in een bepaalde datum of periode van uitvoering, aangezien die activiteit op een bepaalde datum of in een bepaalde periode moet plaatsvinden.

54      Zoals uit de verwijzingsbeslissing blijkt, is dit het geval in het hoofdgeding, aangezien het concert waartoe de door CTS Eventim aan DM overgedragen rechten toegang verlenen, op een welbepaalde datum moest plaatsvinden.

55      Gelet op een en ander dient op de gestelde vraag te worden geantwoord dat artikel 16, onder l), van richtlijn 2011/83 aldus moet worden uitgelegd dat de in deze bepaling bedoelde uitzondering op het herroepingsrecht kan worden tegengeworpen aan een consument die met een tussenpersoon die in zijn eigen naam maar voor rekening van de organisator van een vrijetijdsactiviteit optreedt, een overeenkomst op afstand inzake de verwerving van een recht op toegang tot deze activiteit heeft gesloten, op voorwaarde dat, ten eerste, de beëindiging van de verplichting tot uitvoering van deze overeenkomst jegens de consument, door herroeping overeenkomstig artikel 12, onder a), van deze richtlijn, de organisator van de betrokken activiteit zou blootstellen aan het risico dat verbonden is aan de reservering van de aldus vrijgekomen capaciteit, en, ten tweede, de vrijetijdsactiviteit waartoe dat recht toegang verleent, moet plaatsvinden op een bepaalde datum of in een bepaalde periode.

 Kosten

56      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Achtste kamer) verklaart voor recht:

Artikel 16, onder l), van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG [van de Raad] en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad moet aldus worden uitgelegd dat de in deze bepaling bedoelde uitzondering op het herroepingsrecht kan worden tegengeworpen aan een consument die met een tussenpersoon die in zijn eigen naam maar voor rekening van de organisator van een vrijetijdsactiviteit optreedt, een overeenkomst op afstand inzake de verwerving van een recht op toegang tot deze activiteit heeft gesloten, op voorwaarde dat, ten eerste, de beëindiging van de verplichting tot uitvoering van deze overeenkomst jegens de consument, door herroeping overeenkomstig artikel 12, onder a), van deze richtlijn, de organisator van de betrokken activiteit zou blootstellen aan het risico dat verbonden is aan de reservering van de aldus vrijgekomen capaciteit, en, ten tweede, de vrijetijdsactiviteit waartoe dat recht toegang verleent, moet plaatsvinden op een bepaalde datum of in een bepaalde periode.

ondertekeningen


*      Procestaal: Duits.