Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 9 januari 2024 – (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sofiyski gradski sad - Bulgarije) – Strafzaak tegen M.S.S. e.a.
(Zaak C-338/231 , Bravchev2 )
(Prejudiciële verwijzing – Artikel 53, lid 2, en artikel 94 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Uitlegging van het nationale recht – Kennelijke onbevoegdheid – Vereiste om de juridische context van het hoofdgeding uiteen te zetten en om de redenen te vermelden waarom een antwoord op de prejudiciële vraag noodzakelijk is – Onvoldoende preciseringen – Kennelijke niet-ontvankelijkheid)
Procestaal: Bulgaars
Verwijzende rechter
Sofiyski gradski sad
Partijen in de strafzaak
M.S.S. e.a.
in tegenwoordigheid van: Sofiyska gradska prokuratura
Dictum
Het Hof van Justitie van de Europese Unie is kennelijk onbevoegd om te antwoorden op de vierde vraag die de Sofiyski gradski sad (rechter voor de stad Sofia, Bulgarije bij beslissing van 25 mei 2023 heeft gesteld.
Het door de Sofiyski gradski sad ingediende verzoek om een prejudiciële beslissing is wat de andere door deze rechterlijke instantie gestelde vragen betreft kennelijk niet-ontvankelijk.
____________
1 PB C 304 van 28.8.2023.
1 De naam van de onderhavige zaak is een fictieve naam, die niet overeenkomt met de werkelijke naam van enige partij in de procedure.