Language of document :

Beroep ingesteld op 2 augustus 2013 – Photo USA Electronic Graphic/Raad

(Zaak T-394/13)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Photo USA Electronic Graphic, Inc. (Beijing, China) (vertegenwoordiger: K. Adamantopoulos, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2013 van de Raad van 13 mei 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op keuken- en tafelgerei van keramiek van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 131, blz. 1) nietig verklaren voor zover zij verzoekster een antidumpingrecht oplegt,

verweerder verwijzen in verzoeksters kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster baseert haar beroep op vier middelen.

Eerste middel: onjuiste beoordeling door de Commissie en de Raad (hierna: „instellingen”) door de opname van volledig met polyester bedekte keramische mokken in het onderzochte product.

Tweede middel: schending door de instellingen van artikel 2, lid 10, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343, blz. 51; hierna: „basisverordening”) doordat zij geen eerlijke vergelijking maakten daar zij bedekte keramische mokken groepeerden met andere soorten keuken- en tafelgerei uit gres.

Derde middel: schending door de instellingen van artikel 3, lid 7, van de basisverordening doordat de gevolgen voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie van het door het Bundeskartellamt (Duitse mededingingsautoriteit) onderzochte mededingingverstorend gedrag niet naar behoren zijn geanalyseerd. Dienaangaande stelt verzoekster een kennelijk onjuiste beoordeling door de instellingen door de conclusie te trekken dat het mededingingverstorend gedrag geen gevolg had voor de micro- en macro-economische indicatoren.

Vierde middel: schending door de instellingen van artikel 3, lid 2, van de basisverordening door de situatie van de bedrijfstak van de Unie niet objectief te onderzoeken. Dienaangaande stelt verzoekster een kennelijk onjuiste beoordeling door de instellingen door de conclusie te trekken dat het mededingingverstorend gedrag geen gevolg had voor de micro- en macro-economische indicatoren.