Language of document :

Beroep ingesteld op 25 juli 2013 – La Ferla / Commissie en ECHA

(Zaak T-392/13)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Leone La Ferla SpA (Melilli, Italië) (vertegenwoordigers: G. Passalacqua, J. Occhipinti en G. Calcerano, advocaten)

Verwerende partij: Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA), Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de bestreden handelingen in hun geheel of voor zover dit billijk en in overeenstemming met verzoeksters belang wordt geacht nietig te verklaren;

ECHA derhalve te veroordelen om de ten onrechte bij verzoekster geïnde bedragen terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente en geherwaardeerd vanaf de datum van creditering van de door Leone La Ferla Spa ten gunste van ECHA gedane stortingen tot de daadwerkelijke betaling;

dan wel, ECHA, cumulatief of alternatief, te veroordelen tot vergoeding van de door Leone La Ferla Spa geleden schade ten belope van bovengenoemde bedragen die ten onrechte bij verzoekster zijn geïnd, vermeerderd met wettelijke rente en geherwaardeerd vanaf de datum van creditering van de door Leone La Ferla Spa ten gunste van ECHA gedane stortingen tot de daadwerkelijke betaling;

verweerder te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster komt in casu op tegen de beslissing van ECHA waarbij zij werd gelast de voor grote ondernemingen geldende registratievergoeding en de overeenkomstige administratieve vergoeding te betalen omdat zij niet had aangetoond dat zij een kleine, middelgrote of micro-onderneming (kmo) was.

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vier middelen aan.

Met het eerste middel voert verzoekster aan dat ECHA ten onrechte buiten de grenzen van zijn bevoegdheden is getreden, die louter de inleiding omvatten van de procedure voor de beoordeling of de verzoekende onderneming recht heeft op de aan KMO’s voorbehouden lagere vergoeding, waardoor het zich bij de beslissing over die aanspraak in de plaats van de Commissie heeft gesteld dan wel bij de juridische kwalificatie als KMO arbitrair andere materiële criteria heeft gehanteerd dan die welke de Commissie in verordening (EG) nr. 340/20081 heeft neergelegd.

De bevoegdheid om te beslissen over het recht op de lagere vergoeding voor KMO’s zou namelijk impliceren dat wordt nagegaan of de criteria van aanbeveling 2003/361/EG inzake de communautaire steun voor KMO’s gelden voor de grootte van de geregistreerde onderneming, wat niet valt onder de bevoegdheid van het ECHA-secretariaat, maar enkel toekomt aan de Commissie, aangezien de REACH-verordening noch de uitvoeringsverordeningen van de Commissie in een ad-hocbegrip hebben voorzien.

Bovendien bepaalt verordening (EG) nr. 340/2008 van de Commissie, wat de beoordeling van de KMO-rechtsvorm betreft, uitdrukkelijk dat de subcriteria van aanbeveling 2003/361/EG inzake deelnemingen in andere ondernemingen enkel gelden voor buiten de Europese Unie gevestigde ondernemingen. Daaruit volgt echter dat die criteria niet kunnen worden toegepast wanneer de grootte van een binnen de Unie gevestigde onderneming wordt beoordeeld om vast te stellen of zij aanspraak kan maken op de lagere vergoeding.

Met het tweede middel betoogt verzoekster dat ECHA genoemde subcriteria in het onderhavige geval hoe dan ook onrechtmatig heeft toegepast door eraan voorbij te gaan dat Leone La Ferla Spa een familieonderneming is, gelet op het feit dat de aandelen van die onderneming volledig in handen zijn van de drie broers La Ferla. Om die reden had – zelfs bij toepassing van genoemde subcriteria – hoe dan ook geen enkel belang mogen worden gehecht aan de partnerschaps- en groepsverhoudingen met andere ondernemingen, aangezien geen enkele van de ondernemingen waarmee verzoekster een band onderhoudt op dezelfde markt of op verwante markten actief is (artikel 3, lid 3, eerste alinea, van aanbeveling 361/2003/EG).

Met het derde middel komt verzoekster op tegen de onrechtmatigheid van de ondertekening van de bestreden beslissing door de uitvoerend directeur van ECHA, gelet op het feit dat de REACH-verordening niet bepaalt dat de uitvoerend directeur van ECHA beslissingen kan nemen over de grootte van ondernemingen die om registratie verzoeken.

Met het vierde middel wijst verzoekster op de onrechtmatigheid van ECHA-beslissingen MB/D/29/2010 en MB/D/21/2012/D, waarin het Agentschap voor de „administratieve vergoeding” op arbitraire wijze verschillende bedragen heeft vastgesteld, terwijl deze vergoeding in werkelijkheid enkel ten belope het hoogste bedrag zal worden geheven. Die beslissingen – en dus ook de uitvoeringsmaatregelen – zijn onrechtmatig, aangezien het de taak is van de Commissie om het exacte bedrag van alle in de REACH-verordening genoemde vergoedingen te bepalen (ECHA kan enkel een lijst opstellen van „andere” diensten dan die welke eigen zijn aan het REACH-stelsel) of gelet op het feit dat de „administratieve vergoeding” aan de begroting van ECHA zal worden toegewezen. Aangezien die „vergoeding” naar haar aard een administratieve sanctie uitmaakt die beoogt onjuist of weigerachtig gedrag van ondernemingen te ontmoedigen, is overeenkomstig de REACH-verordening bovendien vereist dat zij door de lidstaten wordt vastgesteld.

____________

1 Verordening (EG) nr. 340/2008 van de Commissie van 16 april 2008 betreffende de aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen te betalen vergoedingen krachtens verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) (PB L 107, blz. 6).