Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 24 oktober 2002 ingesteld door Kotug International B.V., Sleepdienst Adriaan Kooren B.V. en K&K International B.V. tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-326/02)

    (procestaal Nederlands)

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 24 oktober 2002 beroep ingesteld tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen door Kotug International B.V., Sleepdienst Adriaan Kooren B.V. en K&K International B.V., gevestigd te Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. T.R. Ottervanger, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

Verzoekende partijen concluderen dat het het Gerecht behage:

1)primair, de beschikking van de Commissie van 19 juni 2002, kenmerk C(2002)2158 def., betreffende staatssteun van Nederland ten behoeve van activiteiten van Nederlandse sleepboten in zeehavens en op binnenwateren van de Gemeenschap nietig te verklaren;

2)subsidiair, de artikelen 2 en 3 van de bestreden beschikking van de Commissie, waarin de Commissie de Nederlandse regering onder meer gelast alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de steun van de begunstigden terug te vorderen -met uitzondering van steun die vóór 12 september 1990 is verleend- nietig te verklaren;

3)de Commissie te veroordelen tot betaling van de kosten van het geding.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters genoten van de zogenaamde fiscale faciliteit en de tonnagebelasting, door Nederland ingevoerd ten gunste van onder andere schepen die bestemd zijn voor sleep- en hulpverleningswerkzaamheden op zee. In de bestreden beschikking oordeelt de Commissie dat deze regeling nieuwe staatssteun vormt voor sleepbootactiviteiten die hoofdzakelijk in en rond de havens van de Gemeenschap en op binnenwateren van de Gemeenschap plaatsvinden en niet hoofdzakelijk op zee. De Commissie vraagt eveneens de terugvordering door de Nederlandse overheid van deze steun.

Verzoeksters voeren aan dat de Commissie het EG-Verdrag en Verordening 659/19991 schendt, doordat zij de betrokken regelingen kwalificeert als nieuwe staatssteun. Volgens verzoeksters vormen de betrokken regelingen echter bestaande staatssteun, die is goedgekeurd door de Commissie.

Er zou zodoende geen sprake zijn van een wijziging in de bestaande steun. Volgens de Commissie is de interpretatie van de Nederlandse wet in de loop der jaren gewijzigd. Hierdoor kwamen sleepboten eerder op grond van technische scheepscriteria dan op grond van de plaats waar de activiteiten plaatsvinden in aanmerking voor de steunmaatregel. Volgens verzoeksters bleek dit echter duidelijk uit de door de Nederlandse overheid aangemelde wetteksten, waarbij geen feitelijk geografisch, maar een technisch-kwalitatief criterium wordt gehanteerd. De interpretatie van de steunmaatregelen zou dus ook niet gewijzigd zijn.

                                                

Verzoeksters beweren voorts dat de Commissie niet de juiste procedure heeft gevolgd. Volgens verzoeksters heeft de Commissie, na het ontvangen van aanvullende informatie, nooit overeenkomstig artikel 18 van Verordening 659/1999 een aanbeveling tot passende maatregelen voorgesteld. Evenmin heeft de Commissie op basis van artikel 9 van Verordening 659/1999 de door haar goedgekeurde steunmaatregel herzien. Verzoeksters voeren aan dat evenmin aan de vereisten voor dit artikel voldaan zijn, aangezien er geen sprake is van onjuiste informatie. Bovendien heeft de Commissie volgens verzoeksters nagelaten aan te tonen dat de betrokken regelingen niet worden gedekt door de door haar eerder goedgekeurde steunmaatregel.

Verzoeksters voeren vervolgens aan dat de bestreden beschikking artikel 87, paragraaf 3, van het EG-Verdrag schendt. Volgens verzoeksters verklaart de Commissie de betrokken regelingen ten onrechte als onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt. Verzoeksters beweren dat sleepdiensten van zeesleepboten aan zeeschepen, ongeacht waar deze activiteiten plaatsvinden, onder het toepassingsgebied van de Communautaire richtsnoeren betreffende overheidssteun voor het zeevervoer vallen 2.

De bestreden beschikking schendt volgens verzoeksters bovendien het vertrouwensbeginsel en artikel 14 van Verordening 659/1999. Volgens verzoeksters mochten zij erop vertrouwen dat de steunmaatregel rechtmatig was, daar deze was goedgekeurd door de Commissie. Een terugvordering van de genoten steun zou dan ook in strijd zijn met de gegronde verwachtingen van verzoeksters.

Doordat de Commissie haar aanpak van fiscale maatregelen voor het zeevervoer heeft gewijzigd, zou de bestreden beschikking ook het rechtszekerheidsbeginsel schenden. Een wijziging in de aanpak van steunmaatregelen kan er volgens verzoeksters niet toe leiden dat een goedgekeurde steunregeling als nieuwe in plaats van bestaande steun wordt gekwalificeerd.

Verzoeksters beroepen zich voorts op een schending van het gelijkheidsbeginsel, het proportionaliteitsbeginsel en de motiveringsvereiste.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 83, blz. 1)

2 - Communautaire richtsnoeren betreffende overheidssteun voor het zeevervoer (PB 1997, C 205, blz. 5)