Language of document :

Beroep ingesteld op 19 februari 2008 - Helleense Republiek / Commissie

(Zaak T-86/08)

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Helleense Republiek (vertegenwoordigers: V. Kontolaimos, S. Charitaki, bijgestaan door M. Tassopoulou)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietig te verklaren, althans te wijzigen, de beschikking van de Commissie van 20 december 2007, kennisgegeven onder nummer C(2007) 6514 def. en gepubliceerd onder nummer 2008/68/EG (PB L 18, blz. 12), voor zover daarbij aan de Helleense Republiek financiële correcties zijn opgelegd zoals in het verzoekschrift nader aangegeven;

de Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert nietigverklaring van de beschikking van de Commissie houdende onttrekking aan communautaire financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten voor het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, hebben verricht, voor zover zij betrekking heeft op de financiële correcties die haar zijn opgelegd in de sectoren a) groenten en fruit, b) begeleidende maatregelen voor landbouwontwikkeling en c) te late betalingen.

Verzoekster betoogt dat de bestreden beschikking nietig moet worden verklaard wegens schending van het recht, aangezien communautaire bepalingen onjuist zijn uitgelegd en toegepast, of omdat zij berust op een dwaling omtrent de feiten en op een onjuiste beoordeling van de feitelijke omstandigheden, althans op een gebrekkige, ontoereikende en onnauwkeurige motivering die de rechtsgrondslag van de beschikking aantast; ook moet zij nietig worden verklaard omdat de Commissie, door het opleggen van de litigieuze correcties, het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden en de grenzen van haar discretionaire bevoegdheid heeft overschreden.

Meer bepaald voert verzoekster zes middelen tot nietigverklaring aan.

Wat de correctie voor citrusvruchten betreft, betoogt verzoekster in de eerste plaats, onder verwijzing naar de feiten en de omstandigheid dat de opgelegde correctie van 2 % betrekking heeft op de hervatting van de procedure vanaf het stadium van het bilateraal overleg, na de nietigverklaring van een gelijkaardige beschikking van de Commissie door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in zaak C-5/031, dat de Commissie inbreuk heeft gemaakt op de verplichting van artikel 233 EG om zich te voegen naar de arresten van het Hof, op het gezag van gewijsde en op de communautaire bepalingen en de richtsnoeren voor de goedkeuring van rekeningen. Verzoekster beroept zich ook op onbevoegdheid ratione temporis van de Commissie, het ten onrechte opleggen van een correctie wegens een onregelmatigheid bij een subsidiaire controle, en ten slotte op schending van de 24-maandenregel door onjuiste kwalificatie van het document van 1999 als concluderende brief.

In de tweede plaats beroept verzoekster zich op dwaling omtrent de feiten, ontoereikende motivering, schending van het evenredigheidsbeginsel en overschrijding van de grenzen van de discretionaire bevoegdheid, gezien het feit dat de verweten schending (betaling per cheque in plaats van met een overschrijving) betrekking heeft op een onregelmatigheid en niet op het ontbreken van een subsidiaire controle, zonder dat een onrechtmatige betaling is vastgesteld, in samenhang met het tijdstip van uitvoering.

In de derde plaats stelt verzoekster, wat de correctie in de sector begeleidende maatregelen voor landbouwontwikkeling betreft, schending van wezenlijke vormvoorschriften van de procedure, althans onbevoegdheid ratione temporis van de Commissie om met terugwerkende kracht financiële correcties voor een periode meer dan 24 maanden vóór de verzending van de verzoeningsbrief op te leggen. In de vierde plaats betoogt verzoekster dat de bestreden beschikking, voor zover zij zich beperkt tot een onregelmatigheid in de verzoeningsbrief en het synoptisch verslag twijfel laat bestaan over de precieze reden voor de correctie, behept is met een ontoereikende motivering.

In de vijfde plaats betoogt verzoekster, dat de Commissie een dwaling omtrent de feiten heeft begaan en een correctie van 5 % voor de agromilieumaatregelen en de reddingsmaatregel heeft opgelegd, in strijd met de communautaire bepalingen en de richtsnoeren voor de goedkeuring, zonder motivering, in strijd met het evenredigheidsbeginsel en met overschrijding van de grenzen van haar discretionaire bevoegdheid.

In de zesde plaats is er, gezien de automatische toepassing van de lijst van verminderingen van verordening (ΕG) 296/962, betreffende de voorschotten, zonder dat de echtheid van de redenen voor de betalingen buiten de termijn wordt betwist, met als gevolg dat 100 % van de buiten de termijn betaalde uitgaven is uitgesloten, sprake van schending van de communautaire bepalingen en de richtsnoeren voor de goedkeuring van rekeningen.

____________

1 - Arrest van het Hof van 7 juli 2005, Helleense Republiek/Commissie van de Europese Gemeenschappen, Jurispr. 1995, blz. I-5925

2 - Verordening (EG) nr. 296/96 van de Commissie van 16 februari 1996 betreffende de door de lidstaten te verstrekken gegevens en de maandelijkse boeking van de uit de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) gefinancierde uitgaven, alsmede tot intrekking van verordening (EEG) nr. 2776/88 (PB L 39, blz. 5)