Language of document : ECLI:EU:C:2014:2431

Zaak C‑249/13

Khaled Boudjlida

tegen

Préfet des Pyrénées-Atlantiques

(verzoek van het Tribunal administratif de Pau om een prejudiciële beslissing)

„Prejudiciële verwijzing – Visa, asiel, immigratie en andere beleidsterreinen die verband houden met het vrije verkeer van personen – Richtlijn 2008/115/EG – Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders – Beginsel van eerbiediging van de rechten van verdediging – Recht van een illegaal verblijvende derdelander om te worden gehoord voordat een besluit wordt vastgesteld dat zijn belangen kan schaden – Terugkeerbesluit – Recht om voorafgaand aan de vaststelling van het terugkeerbesluit te worden gehoord – Inhoud van dat recht”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 11 december 2014

1.        Grondrechten – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Recht op behoorlijk bestuur – Recht om te worden gehoord – Recht dat niet kan worden tegengeworpen aan de lidstaten

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41, lid 2, sub a)

2.        Grenscontroles, asiel en immigratie – Immigratiebeleid – Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders – Derdelander jegens wie een terugkeerprocedure in de zin van richtlijn 2008/115 wordt gevoerd – Recht om voorafgaand aan de vaststelling van het terugkeerbesluit te worden gehoord – Draagwijdte – Grenzen

(Richtlijn 2008/115 van het Europees Parlement en de Raad, art. 5 en 6)

1.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 30‑33)

2.        Het recht om in elke procedure te worden gehoord, zoals dit van toepassing is in het kader van richtlijn 2008/115 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, en met name artikel 6 daarvan, moet in die zin worden uitgelegd dat het voor een illegaal verblijvende derdelander het recht omvat om, voordat jegens hem een terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd, zijn standpunt kenbaar te maken over de rechtmatigheid van zijn verblijf, over de eventuele toepassing van de artikelen 5 en 6, leden 2 tot en met 5, van die richtlijn en over de modaliteiten van zijn terugkeer.

Het recht om in elke procedure te worden gehoord, zoals dit van toepassing is in het kader van richtlijn 2008/115, en met name artikel 6 daarvan, moet daarentegen in die zin worden uitgelegd dat het de bevoegde nationale autoriteit niet verplicht om die derdelander voorafgaand aan het gehoor dat plaatsvindt met het oog op de uitvaardiging van het terugkeerbesluit, in kennis te stellen van haar voornemen een dergelijk besluit jegens hem vast te stellen, noch om hem mee te delen op welke gegevens zij dat besluit wil baseren, noch om hem bedenktijd te gunnen alvorens hem te horen, wanneer die derdelander de gelegenheid heeft gehad om naar behoren en daadwerkelijk zijn standpunt kenbaar te maken over de onrechtmatigheid van zijn verblijf en over de redenen die overeenkomstig het nationale recht kunnen rechtvaardigen dat die autoriteit ervan afziet een terugkeerbesluit uit te vaardigen.

Het recht om in elke procedure te worden gehoord, zoals dat van toepassing is in het kader van richtlijn 2008/115 en met name artikel 6 daarvan, moet in die zin worden uitgelegd dat een illegaal verblijvende derdelander zich, voordat de bevoegde nationale autoriteit jegens hem een terugkeerbesluit uitvaardigt, tot een raadsman kan wenden opdat deze hem bijstaat wanneer hij door die autoriteit wordt gehoord, mits de uitoefening van dit recht het goede verloop van de terugkeerprocedure niet ondermijnt en de doeltreffende tenuitvoerlegging van richtlijn 2008/115 niet in gevaar brengt.

Het recht om in elke procedure te worden gehoord, zoals dit van toepassing is in het kader van richtlijn 2008/115, en met name artikel 6 daarvan, moet in die zin worden uitgelegd dat het de lidstaten evenwel niet verplicht de kosten van die rechtshulp voor hun rekening te nemen in het kader van de kosteloze rechtsbijstand.

(cf. punten 68‑71 en dictum)