Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 6 augustus 2004 ingesteld door F tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-324/04)

Procestaal: Frans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 6 augustus 2004 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door F, wonende te Sint-Genesius-Rode (België), vertegenwoordigd door E. Boigelot, advocaat.

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

-    nietig te verklaren het besluit van 8 januari 2004 van PMO2 (Bureau voor het beheer en de afwikkeling van de individuele rechten - Salarissen, dienstreizen, deskundigen) waarbij de uitvoeringsregels worden vastgesteld voor de eerste invordering van door verzoeker ontvangen onverschuldigde bedragen;

-    nietig te verklaren het besluit van 18 november 2003 van PMO1 (Bureau voor het beheer en de afwikkeling van de individuele rechten - Beheer van de individuele geldelijke rechten) waarbij de voorheen aan verzoeker betaalde ontheemdingsvergoeding wordt ingetrokken;

-    nietig te verklaren het besluit van 9 februari 2004 waarbij de uitvoeringsregels worden vastgesteld voor de invordering van door verzoeker ontvangen onverschuldigde bedragen;

-    nietig te verklaren het besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag van 2 juli 2004, waarvan op 7 juli 2004 aan verzoeker kennis is gegeven, waarbij wordt geantwoord op verzoekers bezwaar;

-    elke handeling die voortvloeit uit en/of betrekking heeft op deze besluiten, die na de instelling van dit beroep zou plaatsvinden, nietig te verklaren;

-    terugbetaling te bevelen van alle bedragen die vanaf februari 2004 op verzoekers salaris zijn ingehouden en/of zullen worden ingehouden, vermeerderd met een intrest van 5,25 % te rekenen van de datum waarop verzoeker zijn klacht heeft ingediend;

-    verzoeker een vergoeding wegens morele schade toe te kennen, geraamd ex aequo et bono op 3 000 euro, behoudens vermeerdering van eis;

-    verweerster in elk geval te verwijzen in de kosten, daaronder begrepen de kosten en honoraria van de raadsman die verzoeker heeft geconsulteerd om beroep in te stellen.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker is op 16 september 1987 bij de Commissie in dienst getreden. Na zijn ambt aanvankelijk in Luxemburg te hebben uitgeoefend, werkt hij sinds 1 april 1989 te Brussel. Verzoeker ontving de ontheemdingsvergoeding zowel in Luxemburg als in Brussel.

Bij de bestreden besluiten heeft de Commissie dit voordeel ingetrokken met terugwerking tot verzoekers overplaatsing naar Brussel, aangezien zij had vastgesteld dat verzoeker tijdens de relevante referentieperiode, van 16 maart 1982 tot 15 maart 1987, had gewoond en gewerkt te Brussel. De Commissie heeft eveneens bepaald op welke wijze verzoeker de onverschuldigde bedragen dient terug te betalen.

Tot staving van zijn vordering beroept verzoeker zich op schending van de artikelen 69 en 85 van het Statuut alsmede van het beginsel van behoorlijk bestuur, het vertrouwensbeginsel en het beginsel van gelijke behandeling. Hij beroept zich eveneens op schending van de zorgplicht en op kennelijk onjuiste beoordeling. Verzoeker stelt dienaangaande om te beginnen dat hij tijdens de referentieperiode voor een buitenlandse beroepsorganisatie van staalondernemingen heeft gewerkt. Deze moest volgens verzoeker als een internationale organisatie worden beschouwd en de periode waarin hij daar werkte, mocht bijgevolg niet in aanmerking worden genomen. Verzoeker betoogt voorts dat hij het grootste gedeelte van de referentieperiode hoe dan ook niet permanent in Brussel aanwezig was aangezien zijn economische activiteiten in die tijd in het buitenland geconcentreerd waren.

____________