BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT
VAN DE EERSTE KAMER VAN HET GERECHT
25 maart 2014 (1)
„Doorhaling”
In zaak T-542/13,
Koninkrijk der Nederlanden, vertegenwoordigd door J. Langer, M. Bulterman en M. de Ree als gemachtigden,
verzoekende partij,
tegen
Europese Commissie, vertegenwoordigd door J. Hottiaux en F. Wilman als gemachtigden,
verwerende partij,
betreffende de nietigverklaring van het overeenkomstig artikel 61 van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PB L 343, blz. 32) genomen uitvoeringsbesluit van de Commissie C(2013) 4474 final van 18 juli 2013 inzake de niet-toepassing van een aantal bepalingen van het Besluit van 8 juni 2012 van het Koninkrijk der Nederlanden houdende vaststelling van nadere regels met betrekking tot de liberalisering van het internationaal personenvervoer per trein in het kader van de omzetting van de richtlijn.
1 Bij op 11 februari 2014 ter griffie van het Gerecht neergelegde brief heeft de verzoekende partij het Gerecht overeenkomstig artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering laten weten dat zij afstand doet van instantie. Zij heeft geen conclusie geformuleerd met betrekking tot de proceskosten.
2 De verwerende partij heeft geen opmerkingen ingediend over de afstand van instantie.
3 Volgens artikel 87, lid 5, derde alinea, van het Reglement voor de procesvoering draagt, in geval van afstand van instantie, bij gebreke van conclusies met betrekking tot de proceskosten elk van de partijen haar eigen kosten.
4 Derhalve dient de zaak te worden doorgehaald in het register en dient te worden beslist dat, bij gebreke van conclusies dienaangaande, elk van de partijen haar eigen kosten zal dragen.
DE PRESIDENT VAN DE EERSTE KAMER VAN HET GERECHT
beschikt:
1) Zaak T-542/13 wordt doorgehaald in het register van het Gerecht.
2) Elk van de partijen zal haar eigen kosten dragen.
Luxemburg, 25 maart 2014.
De griffier | | De president van de eerste kamer |