Language of document :

Beroep ingesteld op 19 februari 2007 - Trade-Stomil / Commissie

(zaak T-53/07)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Trade-Stomil Sp z o. o. (Łódź, Polen) (vertegenwoordiger: F. Carlin, barrister, en E. W. Batchelor, solicitor)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

de beschikking nietig te verklaren, inzonderheid de artikelen 1 tot en met 4 ervan, voor zover zij van toepassing is op Trade-Stomil; of

artikel 2 van de beschikking nietig te verklaren voor zover zij Trade-Stomil betreft; of

artikel 2 van de beschikking voor zover zij Trade-Stomil betreft in dier voege te wijzigen dat de in dit artikel aan Trade-Stomil opgelegde boete wordt ingetrokken of aanzienlijk wordt verminderd, en hoe dan ook

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert nietigverklaring van beschikking C(2006) 5700 def. van de Commissie van 29 november 2006 in zaak COMP/F/38.638 - Butadieenrubber en butadieen-styreenrubber dat door emulsiepolymerisatie wordt vervaardigd, waarin de Commissie heeft geoordeeld dat verzoekster samen met andere ondernemingen inbreuk heeft gemaakt op artikel 81 EG en artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, door de vaststelling van prijsdoelstellingen voor de producten, de verdeling van de klanten door overeenkomsten van non-agressie en de uitwisseling van commerciële informatie betreffende de prijzen, de concurrenten en de klanten.

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster veertien middelen aan. Volgens verzoekster:

i) heeft de Commissie artikel 81 EG geschonden door rechtens niet voldoende aan te tonen dat Trade-Stomil aan de mededingingsregeling heeft deelgenomen;

ii) heeft de Commissie de motiveringsplicht geschonden door te concluderen dat Trade-Stomil gedurende drie maanden aan de mededingingsregeling heeft deelgenomen;

iii) is de Commissie niet bevoegd om tot Trade-Stomil een beschikking krachtens artikel 81, lid 1, EG en artikel 53 van de EER-Overeenkomst te richten;

iv) heeft de Commissie bovendien artikel 81 EG geschonden door te oordelen dat Trade-Stomil als onecht vertegenwoordiger van Dwory is opgetreden;

v) heeft de Commissie de motiveringsplicht geschonden door te concluderen dat Trade-Stomil als onecht vertegenwoordiger van Dwory is opgetreden;

vi) heeft de Commissie het beginsel van gelijke behandeling geschonden door de geldboete te berekenen op basis van de samengevoegde omzet van Dwory en Trade-Stomil;

vii) heeft de Commissie de motiveringsplicht geschonden door Trade-Stomil een geldboete op te leggen op basis van de samengevoegde omzet van Dwory en Trade-Stomil en niet enkel op basis van de omzet van Trade-Stomil;

viii) heeft de Commissie het gelijkheidsbeginsel geschonden door het basisbedrag van de geldboete voor Trade-Stomil, enkel vertegenwoordiger zonder invloed op prijzen of hoeveelheden, te berekenen alsof zij leverancier/producent was;

ix) heeft de Commissie de verplichting tot inachtneming van de zichzelf opgelegde regels geschonden door geen rekening te houden met het feit dat Trade-Stomil in de mededingingsregeling slechts een passieve rol vervulde of slechts meeloopster was;

x) heeft de Commissie de verplichting tot inachtneming van de zichzelf opgelegde regels geschonden door de geldboete niet wegens niet-uitvoering te verminderen;

xi) heeft de beschikking van de Commissie het evenredigheidsbeginsel geschonden bij de vaststelling van de geldboeten;

xii) heeft de Commissie de rechten van de verdediging geschonden door Trade-Stomil niet te hebben gehoord over de grondslag krachtens welke zij voornemens was extraterritoriale bevoegdheid uit te oefenen;

xiii) heeft de Commissie niet aangetoond dat bij de inbreuk sprake was van opzet dan wel nalatigheid, noch Trade-Stomil hierover gehoord;

xiv) heeft de Commissie zich vergist bij de berekening van de geldboete.

____________