Language of document : ECLI:EU:T:2005:340

Zaak T‑123/04

Cargo Partner AG

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmerk – Woordteken CARGO PARTNER – Absolute weigeringsgrond – Artikel 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 – Ontbreken van onderscheidend vermogen”

Samenvatting van het arrest

1.      Procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Ondertekening door advocaat – Verzoeker die wordt vertegenwoordigd door rechtspersoon die bevoegd is om via haar vennoten beroep van advocaat in lidstaat uit te oefenen – Ontvankelijkheid

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 19, derde en vierde alinea)

2.      Gemeenschapsmerk – Beroepsprocedure – Beroep bij gemeenschapsrechter – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Summiere uiteenzetting van aangevoerde middelen – Gehele of gedeeltelijke herhaling van reeds voor Bureau aangevoerde argumenten – Toelaatbaarheid

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 21; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c; verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 6)

3.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Absolute weigeringsgronden – Merken zonder onderscheidend vermogen – Woordteken CARGO PARTNER

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 7, lid 1, sub b)

1.      Uit artikel 19, derde en vierde alinea, van het Statuut van het Hof, dat krachtens artikel 53, eerste alinea, van hetzelfde statuut van toepassing is op de procedure voor het Gerecht, blijkt dat alleen een advocaat die bevoegd is om op te treden voor een rechterlijke instantie van een lidstaat of van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, voor andere partijen dan de staten en de instellingen proceshandelingen voor het Gerecht kan verrichten.

Het verzoekschrift ingediend door een niet-bevoorrecht persoon die wordt vertegenwoordigd door een rechtspersoon die bevoegd is om via haar vennoten met vertegenwoordigingsbevoegdheid het beroep van advocaat in een lidstaat uit te oefenen en voor alle rechterlijke instanties van deze lidstaat te pleiten, is in deze context ontvankelijk.

(cf. punten 18, 20)

2.      Ingevolge artikel 21 van het Statuut van het Hof van Justitie en artikel 44, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht moet elk verzoekschrift een summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen bevatten en moet deze aanduiding voldoende duidelijk en nauwkeurig zijn om de verweerder in staat te stellen, zijn verweer voor te bereiden, en om het Gerecht in staat te stellen, uitspraak te doen op het beroep.

In het kader van een beroep krachtens artikel 63 van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk tegen de beslissing van een kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) vormt het feit dat de reeds voor het Bureau aangevoerde argumenten geheel of ten dele worden herhaald en dat er niet gewoon naar wordt verwezen, geen schending van artikel 21 van het Statuut en van artikel 44 van het Reglement voor de procesvoering. Wanneer een verzoeker de uitlegging of de toepassing van het gemeenschapsrecht door het Bureau betwist, kunnen de door het Bureau onderzochte rechtspunten in een beroepsprocedure voor het Gerecht immers opnieuw worden behandeld. Dat valt onder de rechterlijke toetsing waaraan de beslissingen van het Bureau zijn onderworpen op grond van artikel 63 van verordening nr. 40/94, volgens hetwelk beroep tegen de beslissingen van de kamers van beroep kan worden ingesteld wegens, onder meer, schending van het Verdrag, van deze verordening of een uitvoeringsregeling daarvan.

(cf. punten 26, 29)

3.      Het woordteken CARGO PARTNER, waarvan inschrijving als gemeenschapsmerk is aangevraagd voor „Transport, verpakking en opslag van goederen; organisatie van reizen” van klasse 39 in de zin van de Overeenkomst van Nice, mist uit het oogpunt van het Engelstalige publiek in zijn geheel beschouwd elk onderscheidend vermogen voor de betrokken waar, in de zin van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk, aangezien de termen „cargo” en „partner” algemene woorden zijn, die dus niet geschikt zijn om de diensten van de aanvrager te onderscheiden van die van andere ondernemingen, en aangezien nergens uit kan worden opgemaakt dat de uitdrukking „cargo partner” in het normale gebruik van de Engelse taal een extra betekenis heeft, naast die van de partner die transport, verpakkings‑ en opslagdiensten voor goederen aanbiedt.

(cf. punten 50, 54, 56, 59)