Language of document :

Arrest van het Gerecht van 19 november 2015 – North Drilling/Raad

(Zaak T-539/14)1

(„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie – Bevriezing van tegoeden – Beoordelingsfout – Werking in de tijd van de gevolgen van een nietigverklaring”)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: North Drilling Co. (Teheran, Iran) (vertegenwoordigers: J. Viñals Camallonga, L. Barriola Urruticoechea en J. Iriarte Ángel, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: A. de Elera-San Miguel Hurtado en M. Bishop, gemachtigden)

Voorwerp

Nietigverklaring van besluit 2014/222/GBVB van de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 119, blz. 65), en van uitvoeringsverordening (EU) nr. 397/2014 van de Raad van 16 april 2014 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 119, blz. 1), voor zover deze handelingen verzoekster betreffen

Dictum

Artikel 1 van besluit 2014/222/GBVB van de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran, en artikel 1 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 397/2014 van de Raad van 16 april 2014 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran worden nietig verklaard, voor zover zij North Drilling Co. betreffen.

De gevolgen van artikel 1 van besluit 2014/222 en van artikel 1 van uitvoeringsverordening nr. 397/2014 worden ten aanzien van North Drilling gehandhaafd tot op de datum waarop de in artikel 56, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie bedoelde termijn voor het indienen van een verzoek om hogere voorziening verstrijkt of, indien binnen die termijn hogere voorziening is ingesteld, tot op het moment waarop de hogere voorziening wordt afgewezen.

De Raad van de Europese Unie wordt verwezen in de kosten.

____________

1     PB C 303 van 8.9.2014.