Language of document : ECLI:EU:C:2015:617

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)

17 september 2015 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten – Richtlijnen 2002/19/EG, 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/22/EG – Vrij verkeer van eindapparatuur voor mobiele telecommunicatie via de ether – Richtlijn 1999/5/EG – Belasting op het gebruik van apparatuur – Algemene machtiging of vergunning voor gebruik – Abonnementscontract ter vervanging van een algemene machtiging of vergunning – Verschil in behandeling van gebruikers met en zonder abonnementscontract”

In zaak C‑416/14,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Commissione tributaria regionale di Mestre-Venezia (Italië) bij beslissing van 8 augustus 2014, ingekomen bij het Hof op 3 september 2014, in de procedure

Fratelli De Pra SpA

SAIV SpA

tegen

Agenzia Entrate – Direzione Provinciale Ufficio Controlli Belluno,

Agenzia Entrate – Direzione Provinciale Ufficio Controlli Vicenza,

wijst

HET HOF (Achtste kamer)

samengesteld als volgt: A. Ó Caoimh, kamerpresident, C. Toader en C. G. Fernlund (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: J. Kokott,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de schriftelijke opmerkingen van:

–        Fratelli De Pra SpA en SAIV SpA, vertegenwoordigd door C. Toniolo, C. Basso en G. Toniolo, avvocati,

–        de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door S. Varone, avvocato dello Stato,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door G. Braga da Cruz, L. Nicolae en D. Recchia als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (PB L 91, blz. 10), met name artikel 8, van richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (toegangsrichtlijn) (PB L 108, blz. 7), van richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (machtigingsrichtlijn) (PB L 108, blz. 21), zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 (PB L 337, blz. 37, met rectificatie in PB 2013, L 241, blz. 8; hierna: „richtlijn 2002/20”), van richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (kaderrichtlijn) (PB L 108, blz. 33) en van richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (universeledienstrichtlijn) (PB L 108, blz. 51), zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 (PB L 337, blz. 11, met rectificatie in PB 2013, L 241, blz. 9; hierna: „richtlijn 2002/22”).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van twee gedingen tussen, in het eerste geval, Fratelli De Pra SpA (hierna: „De Pra”) en de Agenzia Entrate – Direzione Provinciale Ufficio Controlli Belluno (belastingdienst – provinciale directie Belluno) en, in het tweede geval, SAIV SpA (hierna: „SAIV”) en de Agenzia Entrate – Direzione Provinciale Ufficio Controlli Vicenza (belastingdienst – provinciale directie Vicenza) over de afwijzing door de belastingdienst van de verzoeken om restitutie van de belasting op overheidsconcessies (tassa di concessione governativa; hierna: „TCG”) die De Pra en SAIV hebben voldaan uit hoofde van abonnementscontracten voor een mobieletelefoniedienst.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

 Richtlijn 1999/5

3        Overweging 32 van richtlijn 1999/5 verklaart dat „radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur die aan de toepasselijke essentiële eisen voldoen, in het vrije verkeer moeten kunnen worden gebracht; dat dergelijke apparatuur voor het beoogde doel in gebruik moet kunnen worden genomen; dat de ingebruikneming afhankelijk kan worden gesteld van toestemming voor het gebruik van het radiospectrum en voor de verstrekking van de betrokken dienst”.

4        Artikel 1, leden 1 en 4, van die richtlijn bepaalt:

„1.      In deze richtlijn wordt een regelgevingskader ingesteld inzake het op de markt brengen, het vrije verkeer en de ingebruikneming in de Gemeenschap van radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur.

[...]

4.      Deze richtlijn is niet van toepassing op in bijlage I genoemde apparatuur.”

5        Artikel 8, lid 1, van die richtlijn bepaalt:

„De lidstaten verbieden, beperken of verhinderen niet het op de markt brengen en het in gebruik nemen op hun grondgebied van apparatuur die is voorzien van het [...] CE-merkteken [...].”

 Richtlijn 2002/19

6        Volgens artikel 1 van richtlijn 2002/19 harmoniseert deze richtlijn de wijze waarop de lidstaten de toegang tot en de interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten reguleren. De richtlijn heeft betrekking op de verhoudingen tussen aanbieders van netwerken en diensten. Zij voorziet in rechten en verplichtingen voor exploitanten en voor ondernemingen die interconnectie met en/of toegang tot hun netwerken of bijbehorende faciliteiten wensen.

 Richtlijn 2002/20

7        Artikel 2 van richtlijn 2002/20 omschrijft de „algemene machtiging” als „regelgeving door de lidstaten waarbij rechten worden verleend voor het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken of ‑diensten en specifieke sectorgebonden verplichtingen worden vastgesteld die overeenkomstig de richtlijn kunnen gelden voor alle of voor specifieke soorten elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten, overeenkomstig deze richtlijn”.

8        Artikel 12 van deze richtlijn, met het opschrift „Administratieve bijdragen”, bepaalt in lid 1, aanhef en onder a):

„Administratieve bijdragen die worden opgelegd aan ondernemingen die een dienst of een netwerk aanbieden in het kader van de algemene machtiging of waaraan een gebruiksrecht is verleend:

a)      dienen uitsluitend ter dekking van de administratiekosten die voortvloeien uit het beheer, de controle van en het toezicht op de naleving van het algemene machtigingssysteem van de gebruiksrechten en van de specifieke verplichtingen van artikel 6, lid 2, die ook de kosten kunnen omvatten voor internationale samenwerking, harmonisatie en normering, marktanalyse, controle op de naleving en ander markttoezicht, alsmede regelgevende werkzaamheden in het kader van de opstelling en handhaving van afgeleide wetgeving en administratieve besluiten, zoals besluiten betreffende toegang en interconnectie [...]”.

 Richtlijn 2002/22

9        Volgens artikel 1, lid 1, van richtlijn 2002/22 heeft deze richtlijn betrekking op het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten aan eindgebruikers. Doel van de richtlijn is ervoor te zorgen dat in de gehele Europese Unie diensten van hoge kwaliteit tegen een betaalbare prijs algemeen beschikbaar zijn.

10      Volgens artikel 1, lid 2, wordt in richtlijn 2002/22 ter zake van het leveren van de universele dienst op open en concurrerende markten het minimumpakket van diensten van gespecificeerde kwaliteit vastgelegd waartoe alle eindgebruikers toegang hebben tegen een in het licht van de specifieke nationale omstandigheden betaalbare prijs en zonder concurrentieverstoring te veroorzaken.

11      Artikel 20 van deze richtlijn, met het opschrift „Contracten”, bepaalt in lid 1:

„De lidstaten zorgen ervoor dat de consumenten en andere hierom verzoekende eindgebruikers die zich abonneren op diensten waarbij een aansluiting tot het openbare communicatienetwerk en/of openbare elektronischecommunicatiediensten worden aangeboden, recht hebben op een contract met een onderneming of ondernemingen die dergelijke aansluiting en/of diensten aanbieden. In het contract worden ten minste de volgende elementen in een heldere, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm gespecificeerd:

[...]”

12      Onder de elementen die in dat artikel 20, lid 1, zijn opgesomd, zijn onder meer de identiteit en het adres van de onderneming, de verstrekte diensten, bijzonderheden van prijzen en tarieven, de looptijd van het contract en de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van de diensten en van het contract.

 Italiaans recht

13      Artikel 1 van decreto del Presidente della Repubblica nr. 641 – Disciplina delle tasse sulle concessioni governative (presidentieel decreet nr. 641 – regeling van de belasting op overheidsconcessies) van 26 oktober 1972 (gewoon supplement op GURI nr. 292 van 11 november 1972; hierna: „D.P.R. nr. 641/1972”) bepaalt:

„Ter zake van bestuurlijke beschikkingen en andere handelingen die zijn opgesomd in de aangehechte tarieflijst is een [TCG] verschuldigd waarvan de hoogte en de modaliteiten in de tarieflijst zelf zijn aangegeven.”

14      Artikel 21 van de tarieflijst die aan D.P.R. nr. 641/1972 is gehecht, in de versie die van toepassing is op de hoofdgedingen (hierna: „tarieflijst”) bepaalt dat de TCG is verschuldigd voor „de vergunning, of het vervangende document, voor het gebruik van eindapparatuur voor de openbare dienst van mobiele radiocommunicatie via de ether per maand van gebruik”.

15      Voetnoot 1 bij dat artikel 21 luidt:

„De belasting is verschuldigd naast het abonnementsgeld voor het aantal maanden waarop de rekening betrekking heeft.”

16      Artikel 3 van decreto ministeriale nr. 33/90 concernente il servizio radiomobile pubblico terrestre di comunicazione (ministerieel decreet nr. 33/90 houdende regeling voor de dienst van mobiele radiocommunicatie via de ether; hierna: „D.M. nr. 33/90”) bepaalt:

„De abonnee zorgt voor de aanschaf en het onderhoud van de eindapparatuur voor gebruikers of kan zich daartoe tot de concessiehouder SIP [Società italiana per l’esercizio telefonico] wenden. De concessiehouder SIP geeft de gebruiker het document af waaruit blijkt dat hij abonnee van de dienst is; dit document, dat in elk opzicht de vergunning voor een radiotoestel vervangt, bevat de kenmerken van het type gebruikte eindapparatuur en de homologatie ervan. De abonnee overlegt dit document op haar verzoek aan de overheid.”

17      Artikel 8 van decreto legislativo (wetsdecreet; hierna ook: „D. Lgs.”) nr. 269/2001, waarbij richtlijn 1999/5 is omgezet, luidt als volgt:

„Het op de markt brengen of in gebruik nemen van apparatuur die voorzien is van de CE-markering waaruit de overeenstemming ervan met dit decreet blijkt, wordt niet verboden, beperkt of verhinderd.”

18      Artikel 160 van decreto legislativo nr. 259 – Codice delle comunicazioni elettroniche (wetsdecreet nr. 259 – wetboek elektronische communicatie) van 1 augustus 2003 (gewoon supplement bij GURI nr. 214 van 15 september 2003) is als volgt verwoord:

„1.      Bij elk radiotoestel waarvoor de gebruiker over een algemene machtiging voor het gebruik beschikt, moet de bijbehorende, door het ministerie afgegeven vergunning worden bewaard.

2.      Voor radio-ontvangstapparatuur geldt het abonnementsbewijs als vergunning.”

19      Artikel 2, lid 4, van decreto legge (voorlopig wetsdecreet; hierna ook: „D.L.”) nr. 4/2014, omgezet bij wet nr. 50/2014, bepaalt:

„Voor de toepassing van artikel 21 van de tarieflijst die aan [D.P.R. nr. 641/1972] is gehecht, worden de bepalingen van artikel 160 van decreto legislativo nr. 259/2003 [...] aldus uitgelegd dat onder radiotoestellen ook eindapparatuur voor de dienst van mobiele radiocommunicatie via de ether wordt verstaan.”

 Hoofdgedingen en prejudiciële vragen

20      De Pra en SAIV hebben de provinciale directie van de belastingdienst van respectievelijk Belluno en Vicenza verzocht om restitutie van de bedragen die zij als TCG hebben voldaan. Nadat deze diensten restitutie hadden geweigerd, hebben De Pra en SAIV elk beroep ingesteld bij de Commissione tributaria regionale di Mestre-Venezia.

21      Ter onderbouwing van hun beroep voeren zij aan dat het beginsel van vrij verkeer en vrije ingebruikneming van eindapparatuur, dat in richtlijn 1999/5 is neergelegd, onverenigbaar is met een bestuurlijke beschikking zoals de door de Italiaanse regeling voorgeschreven algemene machtiging of vergunning. Aangezien de TCG moet worden beschouwd als een belasting en het vereiste aanknopingspunt voor de belastingheffing ontbreekt, menen zij dat zij recht hebben op restitutie van de uit hoofde van die belasting betaalde bedragen.

22      De verwijzende rechter haalt in zijn verwijzingsbeslissing de beschikkingen Agricola Esposito (C‑492/09, EU:C:2010:766) en Umbra Packaging (C‑355/13, EU:C:2013:867) aan, die zien op een belasting als de TCG, maar hij overweegt dat sinds deze uitspraken nieuwe gegevens aan het licht zijn opgekomen en dat hij de bij hem aanhangige zaken niet kan beslechten aan de hand van deze uitspraken. Hij noemt in dit verband de volgende drie punten.

23      Ten eerste heeft het Hof zich in zijn beschikkingen volgens hem niet uitgelaten over de verenigbaarheid van een belasting als de TCG met richtlijn 1999/5.

24      Ten tweede heeft de Italiaanse Staat na deze beschikkingen artikel 2, lid 4, van decreto legge nr. 4/2014, omgezet bij wet nr. 50/2014, vastgesteld.

25      Ten derde heeft de Corte suprema di cassazione in gevoegde kamers bij beslissing van 2 mei 2014, dus eveneens na deze beschikkingen, geoordeeld dat richtlijn 1999/5 geen voorrang heeft op de door De Pra en SAIV genoemde richtlijnen 2002/19, 2002/20, 2002/21 en 2002/22 (hierna samen: „netwerkrichtlijnen”) en dat een algemene machtiging of een vergunning in de zin van richtlijn 2002/20 derhalve noodzakelijk was voor het gebruik van de betrokken eindapparatuur.

26      Daarop heeft de Commissione tributaria regionale di Mestre-Venezia de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

„1)      Is de nationale regeling voor eindapparatuur voor mobiele radiocommunicatie via de ether die wordt gevormd door

–        artikel 2, lid 4, van D.L. nr. 4/2014, omgezet in wet nr. 50/2014;

–        artikel 160 van D. Lgs. nr. 259/2003;

–        artikel 21 van de [...] tarieflijst,

waarin eindapparatuur wordt gelijkgesteld aan radiotoestellen en die voorschrijft dat een gebruiker daarvan over een algemene machtiging beschikt en hem een vergunning voor een radiotoestel wordt afgegeven, die gelden als aanknopingspunt voor de belastingheffing, verenigbaar met het gemeenschapsrecht (richtlijn 1999/5 en de [netwerkrichtlijnen])?

Is het, inzonderheid in verband met het gebruik van eindapparatuur, verenigbaar met het gemeenschapsrecht dat de Italiaanse Staat de gebruiker verplicht over een algemene machtiging en een vergunning voor radiotoestellen te beschikken, nu het op de markt brengen, het vrij verkeer en het in gebruik nemen van eindapparatuur al omvattend zijn geregeld door het gemeenschapsrecht (richtlijn 1999/5) zonder dat een algemene machtiging en/of vergunning is voorgeschreven?

De algemene machtiging en de vergunning worden voorgeschreven door de nationale regeling:

–        hoewel de algemene machtiging geen betrekking heeft op de gebruiker van eindapparatuur, maar enkel op ondernemingen die elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten aanbieden (artikelen 1 tot en met 3 van de machtigingsrichtlijn 2002/20);

–        hoewel de concessie is voorgeschreven voor individuele gebruiksrechten voor radiofrequenties en voor rechten om nummers te gebruiken, situaties die zeker niet aan de orde zijn bij het gebruik van eindapparatuur;

–        hoewel de gemeenschapsregeling geen verplichting kent om te beschikken over een algemene machtiging of een vergunning voor eindapparatuur;

–        hoewel artikel 8 van richtlijn 1999/5 bepaalt dat de lidstaten ,het op de markt brengen en het in gebruik nemen op hun grondgebied van apparatuur die is voorzien van het [...] CE-merkteken’ niet ,verbieden, beperken of verhinderen’;

–        hoewel een radiotoestel en eindapparatuur voor mobiele radiocommunicatie via de ether, en de regelgeving daarvan, verschillen en zij niet homogeen zijn.

2)      Is de nationale regeling die wordt gevormd door

–        artikel 2, lid 4, van D.L. nr. 4/2014, omgezet in wet nr. 50/2014;

–        artikel 160 van D. Lgs. nr. 259/2003;

–        artikel 21 van de [...] tarieflijst,

–        artikel 3 van D.M. nr. 33/1990;

op grond waarvan

–        het in artikel 20 [van richtlijn 2002/22] bedoelde contract tussen de exploitant en de gebruiker om de commerciële betrekkingen te regelen tussen consumenten en eindgebruikers enerzijds en een onderneming of ondernemingen die aansluiting en bijbehorende diensten aanbieden anderzijds – ,op zich’ ook kan gelden als vervangend document voor de algemene machtiging en/of vergunning voor een radiotoestel, zonder tussenkomst, activiteit of controle door de overheid;

–        het contract tevens de kenmerken van het type eindapparatuur en de homologatie (niet voorgeschreven krachtens artikel 8 [van richtlijn 1999/5]) moet bevatten,

verenigbaar met het gemeenschapsrecht (richtlijn 1999/5 en richtlijn 2002/20, met name artikel 20)?

3)      Zijn de bepalingen van artikel 2, lid 4, van D.L. nr. 4/2014, omgezet in wet nr. 50/2014, in samenhang met artikel 160 van D. Lgs. nr. 259/2003 en artikel 21 van de [...] tarieflijst, waarin enkel een bepaalde categorie gebruikers, partijen bij een contract dat formeel als ,abonnement’ wordt benoemd, verplicht wordt te beschikken over een algemene machtiging en een vergunning voor een radiotoestel, terwijl gebruikers van elektronischecommunicatiediensten met een anders benoemd contract (beltegoed of oplaadbaar) niet over een algemene machtiging of vergunning hoeven te beschikken, verenigbaar met de bovengenoemde bepalingen van gemeenschapsrecht?

4)      Staat artikel 8 van Europese richtlijn 1999/5 in de weg aan een nationale regeling zoals artikel 2, lid 4, van D.L. nr. 4/2014, omgezet in wet nr. 50/2014, artikel 160 van D. Lgs. nr. 259/2003 en artikel 21 van de [...] tarieflijst, waarin:

–        een administratieve handeling is neergelegd voor de afgifte van een algemene machtiging en een vergunning voor een radiotoestel;

–        is bepaald dat ter zake hiervan een belasting op overheidsconcessies verschuldigd is,

aangezien deze handelingen een beperking zijn van het in gebruik nemen, het gebruik en het vrij verkeer van eindapparatuur?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

 Opmerkingen vooraf

27      Met zijn eerste drie vragen legt de verwijzende rechter het Hof zijn twijfels voor over de verenigbaarheid van de Italiaanse wetgeving met de regels van Unierecht. In het kader van de prejudiciële procedure staat het echter niet aan het Hof zich uit te spreken over de verenigbaarheid van nationale bepalingen met die regels. Het Hof is daarentegen wel bevoegd om de verwijzende rechter alle uitleggingsgegevens met betrekking tot het Unierecht te verschaffen die hem in staat stellen deze verenigbaarheid te beoordelen bij de beslechting van het bij hem aanhangige geding (zie arrest Transportes Urbanos y Servicios Generales, C‑118/08, EU:C:2010:39, punt 23 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en beschikking Agricola Esposito, C‑492/09, EU:C:2010:766, punt 19).

 Eerste en vierde vraag

28      Met zijn eerste en vierde vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of richtlijn 1999/5, met name artikel 8, en de netwerkrichtlijnen aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling betreffende heffing van een belasting als de TCG die voor het gebruik van eindapparatuur voor mobiele radiocommunicatie via de ether in het kader van een abonnementscontract een algemene machtiging of een vergunning en betaling van een dergelijke belasting voorschrijft.

29      In de beschikking Agricola Esposito (C‑492/09, EU:C:2010:766) heeft het Hof al geoordeeld dat twee van de netwerkrichtlijnen, namelijk richtlijn 2002/20 en 2002/21, zich niet tegen een belasting als de TCG verzetten. Het heeft deze analyse met betrekking tot richtlijn 2002/20 bevestigd in de beschikking Umbra Packaging (C‑355/13, EU:C:2013:867).

30      In de onderhavige zaak wenst de verwijzende rechter te vernemen of richtlijn 1999/5 en de netwerkrichtlijnen zich verzetten tegen een nationale regeling, zoals die tot instelling van de TCG, waarbij hij benadrukt dat deze regeling niet alleen verplicht de TCG te voldoen, maar ook en vooral om van de overheid een machtiging te verkrijgen. Hij wijst tevens op veronderstelde wijzigingen in het Italiaanse recht ten opzichte van de situatie ten tijde van de datum van uitspraak van deze beschikkingen.

31      Deze wijzigingen, die in de punten 24 en 25 van het onderhavige arrest zijn uiteengezet, te weten de vaststelling van artikel 2, lid 4, van D.L. nr. 4/2014, omgezet bij wet nr. 50/2014, en een arrest van de Corte di cassazione, zijn echter niet van belang voor de uitlegging van de richtlijnen 2002/20 en 2002/21 die het Hof in deze beschikkingen heeft gegeven.

32      Uit de gegevens die de verwijzende rechter heeft verstrekt, blijkt immers dat de wijzigingen van het Italiaanse recht waarnaar hij verwijst, betrekking hebben op de uitlegging van de bestaande regeling en geen enkele nieuwe verplichting behelzen.

 Richtlijn 1999/5

33      Overeenkomstig overweging 32 ervan strekt richtlijn 1999/5 ertoe het vrije verkeer te waarborgen van met name telecommunicatie-eindapparatuur die aan bepaalde, in deze richtlijn omschreven essentiële eisen voldoet. Volgens artikel 1 wordt in deze richtlijn een regelgevingskader ingesteld inzake het op de markt brengen, het vrije verkeer en de ingebruikneming in de Unie van onder meer deze apparatuur. Artikel 8 van deze richtlijn, met het opschrift „Vrij verkeer van apparatuur”, bepaalt dat de lidstaten het op de markt brengen en het in gebruik nemen op hun grondgebied van apparatuur die is voorzien van het in bijlage VII beschreven CE-merkteken, dat aangeeft dat de apparatuur voldoet aan alle bepalingen van richtlijn 1999/5, niet verbieden, beperken of verhinderen.

34      De verwijzende rechter vraagt of de machtiging en de betaling van een belasting zoals voorgeschreven in de regeling die in de hoofdgedingen aan de orde is, geen belemmeringen schept die in strijd zijn met deze richtlijn en inzonderheid met artikel 8 ervan.

35      In verband met de verplichting voor de eindgebruiker om een machtiging te verkrijgen moet worden opgemerkt dat de Corte di cassazione volgens de verwijzende rechter heeft geoordeeld dat het abonnementscontract dat de exploitant van het telefonienetwerk voorlegt, de titel is op grond waarvan de eindgebruiker de eindapparatuur kan gebruiken. Het vervangt in alle opzichten de vergunning voor een radiotoestel. Uit de tweede prejudiciële vraag komt naar voren dat het contract op zich kan gelden als vervangend document voor de algemene machtiging en/of de vergunning voor een radiotoestel, zonder tussenkomst, activiteit of controle door de overheid.

36      In hun schriftelijke opmerkingen hebben De Pra en SAIV in dezelfde zin aangegeven dat de nationale wetgever een juridische fictie heeft geschapen met als enig doel om een belastbaar feit voor de heffing van de TCG te behouden bij de sluiting van abonnementscontracten voor een mobieletelefoniedienst. Zij hebben onderstreept dat de overheid daartegenover geen enkele activiteit heeft gesteld.

37      Schijnbaar is dus geen enkele goedkeuring of document van de overheid vereist, aangezien het abonnementscontract als machtiging of vergunning voor een radiotoestel geldt en als belastbaar feit voor de TCG fungeert.

38      Als dat het geval is, hetgeen aan de verwijzende rechter ter beoordeling staat, brengt een dergelijke regeling geen enkele tussenkomst van de overheid mee die een belemmering voor het vrije verkeer van die apparatuur kan vormen en in strijd kan zijn met richtlijn 1999/5.

39      Met betrekking tot een belasting als de TCG moet worden opgemerkt dat zij niet wordt geheven over eindapparatuur voor mobiele radiocommunicatie via de ether, maar over abonnementscontracten voor het gebruik van deze apparatuur. De heffing van een dergelijke belasting hindert de verkoop van deze eindapparatuur niet; die kan worden verkocht zonder verplichting een abonnementscontract te sluiten in Italië, en de belasting is hoe dan ook evenmin verschuldigd voor eindapparatuur afkomstig uit andere lidstaten, zodat zij ook geen belemmering voor het vrije verkeer van deze apparatuur vormt.

 Netwerkrichtlijnen

40      Met betrekking tot, in de eerste plaats, de richtlijnen 2002/20 en 2002/21, moet om te beginnen in herinnering worden gebracht dat het Hof al heeft geoordeeld dat zij niet van toepassing zijn op een belasting als de TCG, die wordt geheven over het gebruik van eindapparatuur voor mobiele radiocommunicatie via de ether. Het Hof heeft namelijk geoordeeld dat de grondslag voor de heffing van een dergelijke belasting niet bestaat in het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten, en het privégebruik van een mobieletelefoniedienst door een abonnee niet het aanbieden van een elektronischecommunicatienetwerk of -dienst in de zin van richtlijn 2002/20 veronderstelt (beschikking Agricola Esposito, C‑492/09, EU:C:2010:766, punt 35). Het Hof heeft daarnaast geoordeeld dat richtlijn 2002/21 niet van toepassing is op apparatuur die valt onder de werkingssfeer van richtlijn 1999/5, die ziet op het gebruik van eindapparatuur voor telecommunicatie bestemd voor privégebruik, waaronder mobiele telefoons (beschikking Agricola Esposito, C‑492/09, EU:C:2010:766, punt 42).

41      Vervolgens kan het argument van De Pra en SAIV dat een belasting als de TCG in strijd is met artikel 12 van richtlijn 2002/20 doordat zij geen administratieve bijdrage in de vorm van een vergoeding is die uitsluitend dient ter dekking van de kosten die voortvloeien uit de afgifte, het beheer, de controle en de tenuitvoerlegging van het toepasselijke stelsel voor algemene machtigingen, niet worden aanvaard. Het Hof heeft immers al geoordeeld dat een belasting waarvan het belastbare feit geen verband houdt met de algemene machtigingsprocedure ter verkrijging van toegang tot de markt voor elektronischecommunicatiediensten, maar met het gebruik van door de operatoren aangeboden mobieletelefoniediensten en die uiteindelijk door de gebruiker van deze diensten wordt betaald, niet binnen de werkingssfeer van dat artikel 12 valt (zie arrest Vodafone Malta et Mobisle Communications, C‑71/12, EU:C:2013:431, punten 25 en 29).

42      Tot slot moet met betrekking tot de verplichting om een algemene machtiging te verkrijgen die niet is voorgeschreven door richtlijn 2002/20 en die daarmee in strijd zou kunnen zijn, worden opgemerkt, zoals naar voren komt uit de punten 35 tot en met 37 van dit arrest, dat een algemene machtiging, zoals in de hoofdgedingen aan de orde, waarmee het abonnementscontract is gelijkgesteld, enkel bedoeld is om te dienen als belastbaar feit voor de TCG. Zij heeft dus niet tot doel de levering van netwerkdiensten te machtigen en doorkruist niet de verplichtingen die voortvloeien uit deze richtlijn.

43      Met betrekking tot, ten tweede, de richtlijnen 2002/19 en 2002/22 moet worden vastgesteld dat richtlijn 2002/19 volgens artikel 1 ervan de toegang tot en de interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten harmoniseert. Zij heeft betrekking op de verhoudingen tussen aanbieders van netwerken en diensten en niet op het gebruik van apparatuur voor mobiele telefonie door eindgebruikers.

44      Volgens artikel 1 van richtlijn 2002/22 heeft deze richtlijn betrekking op het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten aan eindgebruikers. Doel van deze richtlijn is ervoor te zorgen dat in de gehele Unie diensten van hoge kwaliteit tegen een betaalbare prijs algemeen beschikbaar zijn. Ter zake van het leveren van de universele dienst wordt hierin het minimumpakket van diensten van gespecificeerde kwaliteit vastgelegd waartoe alle eindgebruikers toegang hebben tegen een in het licht van de specifieke nationale omstandigheden betaalbare prijs en zonder concurrentieverstoring te veroorzaken.

45      In deze richtlijn zijn dus minimumvoorschriften neergelegd; zij verbiedt niet dat andere maatregelen worden getroffen, met name belastingmaatregelen, die geen impact hebben op deze voorschriften.

46      Op de eerste en de vierde vraag moet dus worden geantwoord dat richtlijn 1999/5, met name artikel 8 daarvan, en de netwerkrichtlijnen aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling betreffende de heffing van een belasting als de TCG, die voor het gebruik van eindapparatuur voor mobiele radiocommunicatie via de ether in het kader van een abonnementscontract een algemene machtiging of een vergunning en betaling van een dergelijke belasting voorschrijft, voor zover het abonnementscontract zelf als vergunning of algemene machtiging geldt en derhalve in dit verband geen enkele tussenkomst van de overheid vereist is.

 Tweede vraag

47      Met zijn tweede vraagt wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 20 van richtlijn 2002/22 en artikel 8 van richtlijn 1999/5 aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich, voor de heffing van een belasting zoals de TCG, verzetten tegen gelijkstelling van een abonnementscontract voor een mobieletelefoniedienst, waarin overigens het type eindapparaat en de homologatie moeten worden vermeld, met een algemene machtiging of een vergunning voor een radiotoestel.

48      Om te beginnen hoeft, wat betreft de gelijkstelling van een dergelijk abonnementscontract met een algemene machtiging of een vergunning voor een radiotoestel, met het oog op de heffing van een belasting als de TCG enkel in herinnering te worden gebracht dat richtlijn 2002/22 ziet op het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten aan eindgebruikers en niet op de heffing van een belasting als die in de hoofdgedingen. Daaruit volgt deze richtlijn zich er niet tegen verzet dat de nationale wetgever bepaalt dat het abonnementscontract tussen de aanbieder van mobieletelefoniediensten en de gebruiker van eindapparatuur het belastbare feit van deze belasting vormt en dat dit contract wordt gelijkgesteld met de algemene machtiging waarover deze belasting wordt geheven.

49      Tot slot geeft artikel 20 van richtlijn 2002/22 nadere bijzonderheden over de gegevens die het abonnementscontract „ten minste” moet bevatten.

50      Uit de bewoordingen van artikel 20 volgt dus dat dat artikel zich er niet tegen verzet dat een nationale regeling bepaalt dat abonnementscontracten voor mobieletelefoniediensten, naast de door richtlijn 2002/22 opgelegde gegevens, andere gegevens bevatten, zoals het type eindapparatuur en de homologatie. Daaruit volgt tevens dat deze aanvullende gegevens geen belemmering vormen voor het vrije verkeer van de betrokken apparatuur, die in strijd is met artikel 8 van richtlijn 1999/5.

51      Op de tweede vraag moet dus worden geantwoord dat artikel 20 van richtlijn 2002/22 en artikel 8 van richtlijn 1999/5 aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich, voor de heffing van een belasting zoals de TCG, niet verzetten tegen gelijkstelling van een abonnementscontract voor een mobieletelefoniedienst, waarin overigens het type eindapparaat en de homologatie moeten worden vermeld, met een algemene machtiging of een vergunning voor een radiotoestel.

 Derde vraag

52      Met zijn derde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het recht van de Unie, zoals dat voortvloeit uit richtlijn 1999/5, de netwerkrichtlijnen en artikel 20 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”), in een geval als in de hoofdgedingen aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een verschillende behandeling van de gebruikers van eindapparatuur voor mobiele radiocommunicatie via de ether naargelang zij een abonnementscontract sluiten voor mobieletelefoniediensten of deze diensten verwerven in de vorm van beltegoedkaarten (eventueel oplaadbaar), in de zin dat een regeling tot instelling van een TCG enkel van toepassing is op de eerste groep.

53      Dienaangaande moet eraan worden herinnerd dat artikel 20 van het Handvest bepaalt dat eenieder gelijk is voor de wet. Krachtens artikel 51 zijn de bepalingen van het Handvest echter uitsluitend gericht tot de lidstaten wanneer zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen. Aangezien de netwerkrichtlijnen en richtlijn 1999/5, zoals blijkt uit het antwoord op de eerste en de vierde vraag, niet zien op de heffing van een belasting zoals in de hoofdgedingen aan de orde en uit het dossier dat aan het Hof is overgelegd niet blijkt dat de litigieuze regeling het recht van de Unie ten uitvoer brengt, is deze bepaling in casu niet van toepassing op een dergelijke regeling.

54      Voor zover deze vraag betrekking heeft op de toepassing op uitsluitend abonnees van een mobieletelefoniedienst van een regel die een machtiging van de overheid voorschrijft, moet eraan worden herinnerd dat in de praktijk, zoals naar voren komt in artikel 38 van het onderhavige arrest, geen enkele tussenkomst van de overheid vereist lijkt, daar het abonnementscontract zelf als machtiging geldt.

55      Daaruit volgt dat op de derde vraag moet worden geantwoord dat het recht van de Unie, zoals dat voortvloeit uit richtlijn 1999/5, de netwerkrichtlijnen en artikel 20 van het Handvest, in een geval als in de hoofdgedingen aldus moeten worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een verschillende behandeling van de gebruikers van eindapparatuur voor mobiele radiocommunicatie via de ether naargelang zij een abonnementscontract sluiten voor mobieletelefoniediensten of deze diensten verwerven in de vorm van beltegoedkaarten (eventueel oplaadbaar), in de zin dat een nationale regeling tot instelling van een TCG enkel van toepassing is op de eerste groep.

 Kosten

56      Ten aanzien van de partijen in de hoofdgedingen is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Achtste kamer) verklaart voor recht:

1)      De richtlijnen:

–        1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit, inzonderheid artikel 8,

–        2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (toegangsrichtlijn),

–        2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (machtigingsrichtlijn), zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009,

–        2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (kaderrichtlijn), en

–        2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (universeledienstrichtlijn), zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009,

moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling betreffende heffing van een belasting als de belasting op overheidsconcessies, die voor het gebruik van eindapparatuur voor mobiele radiocommunicatie via de ether in het kader van een abonnementscontract een algemene machtiging of een vergunning en betaling van een dergelijke belasting voorschrijft, voor zover het abonnementscontract zelf als vergunning of algemene machtiging geldt en derhalve in dit verband geen enkele tussenkomst van de overheid vereist is.

2)      Artikel 20 van richtlijn 2002/22, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136, en artikel 8 van richtlijn 1999/5 moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich, voor de heffing van een belasting, zoals de belasting op overheidsconcessies, niet verzetten tegen gelijkstelling van een abonnementscontract voor een mobieletelefoniedienst, waarin overigens het type eindapparaat en de homologatie moet worden vermeld, met een algemene machtiging of een vergunning voor een radiotoestel.

3)      In een geval als in de hoofdgedingen moet het recht van de Unie, zoals dat voortvloeit uit de richtlijnen 1999/5, 2002/19, 2002/20, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/140, 2002/21 en 2002/22, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136, en artikel 20 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een verschillende behandeling van de gebruikers van eindapparatuur voor mobiele radiocommunicatie via de ether naargelang zij een abonnementscontract sluiten voor mobieletelefoniediensten of deze diensten verwerven in de vorm van beltegoedkaarten (eventueel oplaadbaar), in de zin dat een nationale regeling tot instelling van een belasting op overheidsconcessies enkel van toepassing is op de eerste groep.

ondertekeningen


* Procestaal: Italiaans.