Language of document :

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 3 oktober 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Nejvyšší soud České republiky – Tsjechische Republiek) – Jana Petruchová/FIBO Group Holdings Limited

(Zaak C-208/18)1

(Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Verordening (EU) nr. 1215/2012 – Artikel 17, lid 1 – Bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten – Begrip ‚consument’” – Natuurlijke persoon die via een effectenmakelaarskantoor transacties verricht op de internationale wisselmarkt – Verordening (EG) nr. 593/2008 (Rome I) – Richtlijn 2004/39/EG – Begrip ‚niet-professionele belegger’)

Procestaal: Tsjechisch

Verwijzende rechter

Nejvyšší soud České republiky

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Jana Petruchová

Verwerende partij: FIBO Group Holdings Limited

Dictum

Artikel 17, lid 1, van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet aldus worden uitgelegd dat een natuurlijke persoon die op grond van een met een effectenmakelaarskantoor gesloten overeenkomst, zoals een financieel contract ter verrekening van verschillen, via dat kantoor transacties verricht op de internationale wisselmarkt Forex (Foreign Exchange), als „consument” in de zin van die bepaling moet worden aangemerkt indien hij die overeenkomst niet heeft gesloten in verband met zijn bedrijfs- of beroepsmatige activiteit, wat de verwijzende rechter dient na te gaan. Voor deze kwalificatie komt in beginsel als zodanig geen relevantie toe aan factoren zoals de waarde van de transacties die worden verricht op grond van overeenkomsten zoals financiële contracten ter verrekening van verschillen, de omvang van de aan de sluiting van deze overeenkomsten verbonden risico’s op financiële verliezen, de eventuele kennis of deskundigheid van de betrokken persoon op het gebied van financiële instrumenten of zijn actieve gedrag bij dergelijke transacties. Daarnaast is op die kwalificatie in beginsel als zodanig niet van invloed dat financiële instrumenten niet vallen onder artikel 6 van verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I), of dat die persoon een „niet-professionele belegger” is in de zin van artikel 4, lid 1, punt 12, van richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van richtlijn 93/22/EEG van de Raad.

____________

1 PB C 200 van 11.6.2018.