Language of document :

Hogere voorziening, ingesteld op 31 mei 2023 door Jean-Marc Colombani tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 22 maart 2023 in zaak T-113/22, Colombani/ EEAS

(Zaak C-343/23 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: Jean-Marc Colombani (vertegenwoordiger: N. de Montigny, avocate)

Andere partij in de procedure: Europese Dienst voor extern optreden (EDEO)

Conclusies

Rekwirant verzoekt het Hof:

de hogere voorziening toe te wijzen en het bestreden arrest te vernietigen;

de zaak zelf af te doen en te doen wat het Gerecht van de Europese Unie had behoren te doen, namelijk:

het besluit van 15 juni 2021 nietig verklaren;

verweerder veroordelen tot betaling van het symbolische bedrag van één euro als vergoeding van de door rekwirant geleden immateriële schade;

verweerster in hogere voorziening verwijzen in de kosten die rekwirant heeft moeten maken in het kader van de onderhavige procedure en de procedure in eerste aanleg.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert rekwirant meerdere middelen aan.

Ten eerste stelt rekwirant in algemene zin dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij het onderzoek van het voorwerp van zijn verzoek om bijstand, dat er sprake is van een onrechtmatige beperking die erin bestaat dat slechts rekening is gehouden met zelfstandige en actieve individuele gedragingen van ieder van de betrokken personen – door elk begrip van pesten en onderling afgestemde gedragingen uit te sluiten – en dat het Gerecht afbreuk heeft gedaan aan de eenheid van de rechtspraak ter zake.

Ten tweede wenst rekwirant tevens te bekritiseren dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij het onderzoek van de door de EDEO begane beoordelingsfout, waarbij hij met name aanvoert dat het Gerecht op onrechtmatige wijze de bewijslast heeft omgekeerd bij de analyse van de voorwaarde „begin van bewijs” van een negatieve gedraging, dat niet in aanmerking is genomen dat het begrip „mededaderschap/deelneming” geen actieve gedraging onderstelt, dat de overgelegde bewijzen onjuist zijn opgevat, dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, en dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij het onderzoek van de voor de gewraakte gedragingen aangedragen „rechtvaardigingen”, die in strijd zijn met de artikelen 11, 12, 12 bis, 21 en 21 bis van het Statuut en die de verantwoordelijkheden van de hoogst geplaatste leidinggevenden van een instelling tenietdoen.

Ten derde stelt rekwirant dat artikel 24 van het Statuut van de ambtenaren is geschonden doordat het Gerecht heeft geoordeeld dat EDEO terecht het verzoek van rekwirant om bijstand heeft afgewezen.

Ten vierde voert rekwirant aan dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de analyse van de artikelen 17 en 19 van het Statuut, doordat het geen rekening heeft gehouden met het bestaan van een besluit tot afwijzing van het ingediende verzoek.

Ten slotte verzoekt rekwirant de erkenning van de door hem geleden immateriële schade, hetgeen het Gerecht van de Europese Unie heeft geweigerd.

____________