Language of document :

Beroep ingesteld op 23 juli 2021 – Thomas en Julien/Raad

(Zaak T-442/21)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Rhiannon Thomas (Londen, Verenigd Koninkrijk), Michaël Julien (Weybridge, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordiger: J. Fouchet, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht: 

het op 30 december 2020 door de Raad van de Europese Unie en de Britse regering ondertekende handelsakkoord nietig te verklaren alsook besluit nr. 2021/689 van de Raad van de Europese Unie van 29 april 2021 tot ondertekening ervan, voor zover artikel Comprov16 daarbij wordt goedgekeurd en voor zover het vrije verkeer van Britse onderdanen met nauwe familie- en eigendomsbanden op het grondgebied van de Europese Unie daarbij niet wordt gehandhaafd overeenkomstig artikel VSTV 1;

de Europese Unie te verwijzen in alle kosten van de procedure, inclusief de advocatenkosten ten belope van 5 000 EUR.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voeren de verzoekende partijen twee middelen aan.

Eerste middel: schending van de rechtsstaat door het handels- en samenwerkingsakkoord tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie enerzijds en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland anderzijds (hierna: „akkoord”). Verzoekers betogen in dit verband dat artikel COMPROV.16 van dit akkoord nagenoeg alle bepalingen uitsluit van elke mogelijkheid tot betwisting ervan voor de rechter en met name de Unierechter.

Tweede middel: schending van de grondrechten van de personen die nauwe familie- en eigendomsbanden in de Europese Unie hebben behouden. Dit middel bestaat uit drie onderdelen.

Met het eerste onderdeel wordt schending van het recht van verzoekers op rechtszekerheid aangevoerd, aangezien de stabiele situatie die zij decennialang vredig en zonder dwang hebben genoten, is vervangen door een onstabiele situatie.

Met het tweede onderdeel wordt schending van het gelijkheidsbeginsel aangevoerd, aangezien het akkoord zeer verschillende situaties met elkaar gelijkstelt, wat discriminatie op grond van nationaliteit oplevert.

Met het derde onderdeel wordt schending van het evenredigheidsbeginsel aangevoerd, voor zover het akkoord geen rekening houdt met de weerslag van de visumplicht voor langdurig verblijf op de situatie van verzoekers, met name gezien hun privé- en gezinsleven.

____________