Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 26 februari 2002 ingesteld door Brasserie Nationale tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-49/02)

    Procestaal: Frans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 26 februari 2002 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Brasserie Nationale, gevestigd te Bascharage (Luxemburg), vertegenwoordigd door A. Carnelutti en J-L. Schilz, advocaten, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

(nietig te verklaren artikel 1 van de beschikking van de Commissie van 5 december 2001 in zaak COMP/37800/F3 - Brasseries luxembourgeoises, voor zover daarbij een inbreuk op artikel 81, lid 1, EG aan verzoekster wordt ten laste gelegd;

(in ieder geval nietig te verklaren artikel 2 van de beschikking voor zover daarbij een boete aan verzoekster wordt opgelegd, en, subsidiair, die boete aanzienlijk te verminderen;

(de Commissie in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Het beroep is gericht tegen de beschikking van de Commissie waarbij een kartel werd vastgesteld, bestaande in een op 8 oktober 1985 getekende overeenkomst tussen vijf Luxemburgse brouwerijen, waaronder verzoekster, die de naleving moest waarborgen van de exclusiviteitsbedingen, zogenoemde "bierclausules" die typisch waren voor overeenkomsten tussen brouwers en ondernemers die tezamen de horecasector (café's, hotels en restaurants) vormden, zowel in Luxemburg als in de hele Gemeenschap. Het doel van die overeenkomst was de respectieve klanten in de Luxemburgse horecasector te behouden en penetratie van buitenlandse brouwers in die sector te verhinderen.

Tot staving van haar vorderingen voert verzoekster de volgende middelen aan:

- De Commissie heeft een juridische fout gemaakt door geen rekening te houden met de economische context waarvan de overeenkomst deel uit maakt, om tot een beoordeling van alle onderzochte clausules tezamen te komen en daarmee van het doel van de betrokken overeenkomst, en elke verplichting daartoe te onkennen.

- De Commissie heeft een fout gemaakt in haar analyse van de draagwijdte van de bedoelde overeenkomst, door te oordelen dat deze ook zonder een leveringscontract of bierclausule reeds gold, hetgeen een beoordelingsfout oplevert, voorzover zij haar negatieve beoordeling van de overeenkomst op deze veronderstelde strekking heeft gebaseerd.

- De Commissie heeft een beoordelingsfout gemaakt door de overeenkomst te kwalificeren als overeenkomst ter handhaving van de cliëntèle van de contracterende partijen. In werkelijkheid was het centrale en enige doel de door een exploitant aan een brouwer verleende contractuele exclusiviteit te doen naleven. De betrokken overeenkomst had dus geen ander doel dan een instrument te vormen voor legitieme horizontale samenwerking met het oog op de naleving van een beslissend element in de economie, de ontwikkeling en een eerlijke mededinging in de sector.

- De Commissie heeft een feitelijke onjuistheid begaan door aan te nemen dat de overeenkomst tot doel had zich te verzetten tegen penetratie van buitenlandse brouwers en de mededinging merkbaar beïnvloedde.

Verzoekster benadrukt dat de overeenkomst was gesloten, wegens een abnormaal risicovolle situatie, die was ontstaan door een interne juridische situatie die de eerlijkheid van de mededinging rechtstreeks bedreigde. Daardoor was een beperkte en evenredige samenwerking aan de doelstelling onder brouwers het enige middel om de garantie van de "bierclausule" te verzekeren.

Wat de hoogte van de boetes betreft, stelt verzoekster schending van zowel artikel 15, lid 2, van verordening nr. 17 als van de motiveringsplicht.

MK/bs

____________