Language of document :

Beroep ingesteld op 18 december 2023 – ePURE en Pannonia Bio / Parlement en Raad

(Zaak T-1165/23)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: ePURE, de Europese Producenten Unie van Hernieuwbare Ethanol (Etterbeek, België), Pannonia Bio Zrt. (Boedapest, Hongarije) (vertegenwoordigers: M.-S. Dibling en G. Michaux, advocaten)

Verwerende partijen: Raad van de Europese Unie, Europees Parlement

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

artikel 10, lid 1, onder a), van verordening (EU) 2023/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in het zeevervoer, en tot wijziging van richtlijn 2009/16/EG1 nietig te verklaren voor zover hierin is bepaald dat biobrandstoffen die worden geproduceerd uit voedsel- en voedergewassen, worden geacht dezelfde emissiefactoren te hebben als het minst gunstige traject van fossiele brandstoffen voor dit type brandstoffen;

het Parlement en de Raad te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partij vijf middelen aan.

Eerste middel: verweerders hebben een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door zich bij het bepalen van hun beleid op milieugebied niet overeenkomstig artikel 191 VWEU te baseren op wetenschappelijke en technische gegevens en evenmin overeenkomstig artikel 296 VWEU een voldoende motivering te geven voor de vaststelling dat biobrandstoffen die voldoen aan de eisen van de richtlijn hernieuwbare energie (RED) dezelfde emissiefactoren hebben als de minst gunstige fossiele brandstoffen op het gebied van maritiem vervoer.

Tweede middel: verweerders hebben het evenredigheidsbeginsel van artikel 5, lid 4, VEU geschonden door vast te stellen dat biobrandstoffen die zijn geproduceerd op basis van gewassen en in overeenstemming zijn met de richtlijn hernieuwbare energie (RED), dezelfde emissiefactor hebben als de minst gunstige fossiele brandstoffen op het gebied van maritiem vervoer, aangezien dat gelet op de vastgelegde doelstelling niet passend en evenmin noodzakelijk is en er minder belastende alternatieve maatregelen bestaan om dezelfde doelstelling te bereiken.

Derde middel: verweerders hebben het beginsel van gelijke behandeling geschonden door vast te stellen dat met de RED overeenstemmende biobrandstoffen op basis van gewassen, dezelfde emissiefactoren hebben als de minst gunstige fossiele brandstoffen op het gebied van maritiem vervoer. Het beginsel van gelijke behandeling is eveneens geschonden door duurzame en op basis van voedsel- en voedergewassen gebaseerde biobrandstoffen die zijn geproduceerd uit grondstoffen met een hoog ILUC-risico waarbij sprake is van een aanzienlijke uitbreiding van het productieareaal naar gebieden met hoge koolstofvoorraden (namelijk palmolie), samen te nemen met andere met de RED overeenstemmende duurzame biobrandstoffen op basis van gewassen, en door met de RED overeenstemmende biobrandstoffen op basis van gewassen in de weg- en spoorwegvervoerssector anders te behandelen dan in de maritieme vervoerssector. Verweerders hebben tevens het beginsel van technologische neutraliteit geschonden.

Vierde middel: verweerders hebben de beginselen van rechtszekerheid en gewettigd vertrouwen niet geëerbiedigd, aangezien de RED 2018 en de bestreden bepaling van de FuelEU zeevaart-verordening onderling niet consistent zijn doordat met de RED overeenstemmende biobrandstoffen op basis van gewassen zonder deugdelijke motivering anders worden behandeld met als gevolg dat het de betrokken ondernemers ontbreekt aan rechtszekerheid en zij zich niet op het gewettigd vertrouwen kunnen verlaten.

Vijfde middel: verweerders hebben misbruik gemaakt van hun bevoegdheid door een maatregel vast te stellen waarvoor hun bevoegdheden niet waren verleend.

____________

1 PB 2023, L 234, blz. 48.