Language of document :

Beroep ingesteld op 12 juli 2006 - Télévision Française 1 / Commissie

(Zaak T-193/06)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekster: Télévision Française 1 (Boulogne, Frankrijk) (vertegenwoordigers: J.-P. Hordies, advocaat, en C. Smits, advocaat)

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoekster

het beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren;

de beschikking van de Commissie van 22 maart 2006 betreffende de steunregelingen voor de film en de audiovisuele sector nietig te verklaren;

over de kosten te beslissen als naar recht.

Middelen en voornaamste argumenten

Op 3 oktober 2001 heeft verzoekster bij de Commissie twee klachten ingediend met verzoek vast te stellen dat de wijzigingen in de steunregelingen voor de film en de audiovisuele sector in Frankrijk onwettige staatssteun vormen doordat de betrokken steun is verleend in strijd met artikel 88, lid 3, EG, en in elk geval met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun vormen.

Bij beschikking C(2006)832 def. van 22 maart 2006 (staatssteun NN 84/2004 en N 95/2004 - Frankrijk, Steunregelingen voor de film en de audiovisuele sector) heeft de Commissie de door Frankrijk ingevoerde regelingen voor steun aan de film- en audiovisuele productie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaard op grond van artikel 87, lid 3, sub c en d, EG. Het onderhavige beroep is tegen deze beschikking gericht.

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.

In haar eerste middel stelt zij dat de Commissie wezenlijke vormvoorschriften heeft geschonden doordat de bestreden beschikking ontoereikend is gemotiveerd ter zake van de aard van de parafiscale heffingen, de aard van de aan de televisieomroepen opgelegde investeringsverplichtingen en de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van andere door verzoekster betwiste steunmaatregelen van de staat.

In haar tweede middel stelt verzoekster dat de Commissie tevens het begrip "staatsmiddelen" kennelijk onjuist heeft opgevat door aan te nemen dat de regeling van verplichte bestellingen geen overdracht van staatsmiddelen in de zin van artikel 87, lid 1, EG met zich meebrengt.

In haar derde middel stelt verzoekster schending door de Commissie van artikel 87, lid 3, sub d, EG doordat in de bestreden beschikking het begrip "steunmaatregelen om de cultuur [...] te bevorderen" kennelijk onjuist wordt beoordeeld.

____________