Language of document : ECLI:EU:T:2013:400





Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 6 september 2013 – Export Development Bank of Iran/Raad

(Gevoegde zaken T‑4/11 en T‑5/11)

„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie – Bevriezing van tegoeden – Motiveringsplicht – Rechten van verdediging – Recht op daadwerkelijke bescherming in rechte – Beoordelingsfout”

1.                     Gerechtelijke procedure – Besluit waarbij in loop van geding inmiddels ingetrokken bestreden besluit wordt vervangen – Toelaatbaarheid van nieuwe vorderingen – Grenzen – Hypothetische handelingen die nog niet zijn genomen (cf. punt 32)

2.                     Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Verordeningen van Raad vastgesteld in kader van gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Handelingen die uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen in zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU – Geen rechtstreekse en individuele geraaktheid – Niet‑ontvankelijkheid (Art. 263, vierde alinea, VWEU en 275 VWEU; verordeningen nr. 961/2010 en nr. 267/2012 van de Raad) (cf. punten 36, 40‑43)

3.                     Gerechtelijke procedure – Besluit of verordening waarbij in loop van geding bestreden handeling wordt vervangen – Nieuw gegeven – Verruiming van aanvankelijke conclusies en middelen (cf. punten 48‑51)

4.                     Recht van Europese Unie – Grondrechten – Personele werkingssfeer – Rechtspersonen die emanaties van derden staten zijn – Daaronder begrepen – Verantwoordelijkheid van derde staat voor eerbiediging van grondrechten op zijn eigen grondgebied – Geen invloed (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 17, 41 en 47) (cf. punten 58, 61‑63)

5.                     Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Bevriezing van tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Verplichting tot mededeling van motivering aan belanghebbende tegelijk met of onmiddellijk na vaststelling van voor hem bezwarende handeling – Grenzen – Veiligheid van Unie en lidstaten of onderhouden van internationale betrekkingen (Art. 296 VWEU; besluit 2010/413/GBVB van de Raad, art. 24, lid 3; verordeningen van de Raad nr. 423/2007, art. 15, lid 3, nr. 961/2010, art. 36, lid 3, en nr. 267/2012, art. 46, lid 3) (cf. punten 70‑72, 75, 76)

6.                     Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Bevriezing van tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Verplichting om activiteiten van deelname en ondersteuning van adressaat voor rekening van aan proliferatie meewerkende entiteiten nader te omschrijven – Buitensporig vage overwegingen – Omstandigheid ontoereikend als grond voor nietigverklaring van bestreden handelingen (Art. 296 VWEU; besluit 2010/413/GBVB van de Raad, art. 24, lid 3; verordeningen van de Raad nr. 423/2007, art. 15, lid 3, nr. 961/2010, art. 36, lid 3, en nr. 267/2012, art. 46, lid 3) (cf. punten 70‑72, 93‑95, 102, 103)

7.                     Recht van Europese Unie – Beginselen – Rechten van verdediging – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Bevriezing van tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Verplichting tot mededeling van belastende elementen tegelijk met of onmiddellijk na bezwarende handeling – Standpuntbepaling van belanghebbenden na vaststelling van beperkende maatregelen – Eerbiediging van recht om te worden gehoord, met uitzondering van buitensporig vage motivering (Besluit 2010/413/GBVB van de Raad; verordeningen nr. 961/2010 en nr. 267/2012 van de Raad) (cf. punten 73‑76, 107, 108, 113)

8.                     Recht van Europese Unie – Beginselen – Recht op effectieve rechterlijke bescherming – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Bevriezing van tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Verplichting tot mededeling van belastende elementen tegelijk met of onmiddellijk na bezwarende handeling – Eerbiediging van recht op effectieve rechterlijke bescherming door middel van mededeling van precieze motivering, met uitzondering van buitensporig vage motivering (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47) (cf. punten 77, 111‑113)

9.                     Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter bestrijding van nucleaire proliferatie – Bevriezing van tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Rechterlijk wettigheidstoezicht – Omvang – Beoordeling van feiten en controle van bewijzen – Beoordelingsfout van Raad bij vaststelling van beperkende maatregelen (Besluit 2010/413/GBVB van de Raad, bijlage II; verordeningen van de Raad nr. 961/2010, bijlage VIII, nr. 1245/2011 en nr. 267/2012, bijlage IX) (cf. punten 118, 120‑122, 124)

10.                     Beroep tot nietigverklaring – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Gedeeltelijke nietigverklaring van verordening en besluit betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Inwerkingtreding van nietigverklaring van verordening na afloop van termijn voor hogere voorziening of na afwijzing ervan – Toepassing van deze termijn op inwerkingtreding van nietigverklaring van besluit (Art. 264, tweede alinea, VWEU en 280 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 60, tweede alinea; besluit 2010/413/GBVB van de Raad, bijlage II; verordening nr. 267/2012 van de Raad, bijlage IX) (cf. punten 127, 128)

11.                     Beroep tot nietigverklaring – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Beperking door Hof – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Nietigverklaring op twee verschillende tijdstippen van twee handelingen met identieke beperkende maatregelen – Gevaar voor ernstige aantasting van rechtszekerheid – Handhaving van gevolgen van eerste handeling tot aan inwerkingtreding van nietigverklaring van tweede handeling (Art. 264, tweede alinea, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 56, eerste alinea, en 60, tweede alinea; besluit 2010/413/GBVB van de Raad, bijlage II; verordening nr. 267/2012 van de Raad, bijlage IX) (cf. punten 129, 130)

Voorwerp

Ten eerste, verzoek om besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB (PB L 195, blz. 39) niet‑toepasselijk te verklaren ten aanzien van verzoekster, ten tweede, verzoek tot nietigverklaring van verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EG) nr. 423/2007 (PB L 281, blz. 1), verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010 (PB L 88, blz. 1), verordening (EU) nr. 1263/2012 van de Raad van 21 december 2012 tot wijziging van verordening nr. 267/2012 (PB L 356, blz. 34), en alle verordeningen die nog zullen worden vastgesteld ter aanvulling of vervanging van die verordeningen, tot op de dag waarop het eindarrest wordt gewezen, voor zover die handelingen verzoekster betreffen, ten derde, verzoek tot nietigverklaring van besluit 2010/644/GBVB van de Raad van 25 oktober 2010 tot wijziging van besluit 2010/413 (PB L 281, blz. 81), besluit 2011/783/GBVB van de Raad van 1 december 2011 houdende wijziging van besluit 2010/413 (PB L 319, blz. 71), uitvoeringsverordening (EU) nr. 1245/2011 van de Raad van 1 december 2011 houdende uitvoering van verordening nr. 961/2010 (PB L 319, blz. 11), en besluit 2012/829/GBVB van de Raad van 21 december 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413 (PB L 356, blz. 71), en alle handelingen die nog zullen worden verricht ter aanvulling of vervanging van die handelingen, tot op de dag waarop het eindarrest wordt gewezen, voor zover die handelingen verzoekster betreffen, en ten vierde verzoek om nietigverklaring van de besluiten die in de brieven van 28 oktober 2010 en 5 december 2011 zijn vervat

Dictum

1)

Worden nietig verklaard, voor zover zij betrekking hebben op Export Development Bank of Iran:

–        bijlage II bij besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB, zoals gewijzigd bij besluit 2010/644/GBVB van de Raad van 25 oktober 2010 en vervolgens bij besluit 2011/783/GBVB van de Raad van 1 december 2011;

–        besluit 2010/644;

–        bijlage VIII bij verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EG) nr. 423/2007, zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1245/2011 van de Raad van 1 december 2011 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 961/2010;

–        besluit 2011/783;

–        uitvoeringsverordening nr. 1245/2011;

–        bijlage IX bij verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010.

2)

De gevolgen van bijlage II bij besluit 2010/413, zoals gewijzigd bij besluit 2010/644 en vervolgens bij besluit 2011/783, worden ten aanzien van Export Development Bank of Iran gehandhaafd totdat de nietigverklaring van bijlage IX bij verordening nr. 267/2012 effect sorteert, voor zover deze betrekking heeft op Export Development Bank of Iran.

3)

Op het verzoek tot vaststelling dat besluit 2010/413 niet van toepassing is op Export Development Bank of Iran behoeft niet meer te worden beslist.

4)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

5)

De Raad van de Europese Unie draagt zijn eigen kosten en die van Export Development Bank of Iran.

6)

De Europese Commissie draagt haar eigen kosten.