Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 2 februari 2004 ingesteld door Roderich Weissenfels tegen Europees Parlement

(Zaak T-33/04)

Procestaal: Duits

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 2 februari 2004 beroep ingesteld tegen het Europees Parlement door Roderich Weissenfels, wonende te Bereldange (Luxemburg), vertegenwoordigd door H. Arend, advocaat, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

─    het besluit van verweerder van 26 juni 2003, waarbij op verzoekers dubbele kindertoelage in de zin van artikel 67, lid 3, van het Statuut een ten gunste van zijn zoon betaalde prestatie uit andere bron in mindering is gebracht, en het in verband hiermee genomen besluit op bezwaar van verweerder van 10 november 2003 nietig te verklaren;

─    verweerder te verplichten verzoeker alsnog het totaalbedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, dat zonder rechtsgrondslag op zijn bezoldiging in mindering is gebracht, uit te betalen;

─    verweerder te verwijzen in de kosten van de procedure, met inbegrip van de kosten door verzoeker gemaakt.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker ontvangt sinds jaren een dubbele kindertoelage in de zin van artikel 67, lid 3, van het Statuut. Sinds december 1998 ontvangt de ernstig gehandicapte zoon van verzoeker een maandelijkse uitkering voor gehandicapten van een Luxemburgs fonds. In 1999 heeft verzoeker voor de zekerheid melding van deze uitkering gedaan. Dit had tot gevolg dat de uitkering van het fonds, die het bedrag aan dubbele kindertoelage geregeld oversteeg, op deze gezinstoelage in mindering werd gebracht, dat deze gezinstoelage vanaf de toekenning van de Luxemburgse buitengewone uitkering werd teruggevorderd en sindsdien niet meer werd uitbetaald.

Verzoeker betoogt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor aftrek volgens artikel 67, lid 2, van het Statuut. Volgens de definitie in artikel 67, lid 3, dient deze dubbele kindertoelage ter ontlasting van de ambtenaar, die wegens de ernstige handicap van zijn kind met "zware lasten" te kampen heeft. De uitkering van het fonds daarentegen is volgens de definitie ervan een "buitengewone uitkering voor ernstig gehandicapte personen". Zij vormt een zelfstandige uitkering, die niet aan verzoeker maar aan de gehandicapte zelf wordt toegekend, ook al wordt zij wegens de onbekwaamheid van de uitkeringsgerechtigde aan diens wettelijke vertegenwoordiger uitbetaald. Hieruit volgt, dat deze uitkering noch een "toelage" noch "soortgelijk" is. Aftrek overeenkomstig artikel 67, lid 2, van het Statuut is derhalve onrechtmatig. Verder heeft de aftrek van meet af aan tegen beter weten in plaatsgevonden.

(...)

____________