Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 29 januari 2004 ingesteld door Lichtwer Pharma AG tegen Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

(Zaak T-32/04)

Procestaal: te bepalen overeenkomstig artikel 131, lid 2,

van het Reglement voor de procesvoering (

Taal van het verzoekschrift: Duits

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 29 januari 2004 beroep tegen het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) ingesteld door Lichtwer Pharma AG, te Berlijn, vertegenwoordigd door H. P. Kunz-Hallstein en R. Kunz-Hallstein, advocaten.

Andere partij voor de kamer van beroep: Laboratoire L. Lafon SA, te Maisons-Alfort (Frankrijk).

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

(    punt 2 van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 13 november 2003 te vernietigen, en dus de beslissing te vernietigen voorzover verzoekster verwezen wordt in zowel de kosten van de oppositieprocedure als de kosten van de procedure voor de kamer van beroep;

-    het Bureau te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster heeft een aanvraag tot inschrijving van het woordmerk "Lyco-A" voor waren van de klassen 5, 29 en 30 ingediend (aanvraagnr. 1 217 355). Tegen deze merkaanvraag werd oppositie ingesteld door Laboratoire L. Lafon SA, houder van het Franse woordmerk "LYOC" voor waren van klasse 5. Laboratoire L. Lafon SA stelde ook twee andere oppositieprocedures in op grond van de merken "LYCO PROTECT" en "LYCO Q10".

Bij beslissing van 30 oktober 2002 heeft de oppositieafdeling de op het merk "LYOC" gebaseerde oppositie afgewezen wegens het ontbreken van verwarringsgevaar. Dezelfde dag werd de oppositie toegewezen op grond van het merk "LYCO Q10".

In december 2002 deelde Laboratoire L. Lafon SA aan verweerder mee, dat zij voornemens was, beroep in te stellen tegen de beslissing in de oppositieprocedure die betrekking had op het merk "LYOC". Er werd geen beroep ingesteld tegen de beslissing die betrekking had op het merk "LYCO Q10".

In de bestreden beslissing stelt de kamer van beroep vast, dat de beroepsprocedure op grond van de definitieve afwijzing van de merkaanvraag zonder voorwerp is geworden. Verder verwijst zij verzoekster in zowel de kosten van de voorafgegane oppositieprocedure als de kosten van de procedure voor de kamer van beroep.

Ter staving van haar beroep stelt verzoekster dat de verklaring, dat men voornemens is beroep in te stellen, louter de formulering van een bedoeling is. Bovendien had de kamer van beroep het beroep krachtens regel 49, lid 1, van verordening (EG) nr. 2868/951 niet-ontvankelijk moeten verklaren en had zij rekwirante in de kosten van de procedure moeten verwijzen.

Verzoekster betoogt voorts dat een toewijzing van de oppositie niet kan leiden tot een afwijzing van de merkaanvraag ex tunc, maar alleen ex nunc, en dat de motivering van de beslissing aantoont, dat de kamer van beroep bij het nemen van de beslissing onjuiste criteria heeft gehanteerd bij de toepassing van artikel 81, lid 1, van verordening nr. 40/942. In dit opzicht schendt de beslissing het materiële recht. Bovendien had verweerder overeenkomstig de regels 21 en 51 van verordening (EG) nr. 2868/95 de belanghebbende de helft van de oppositietaks en de gehele beroepstaks moeten terugbetalen.

CB

____________

1 - Verordening (EG) nr. 2868/95 van de Commissie van 13 december 1995 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad inzake het gemeenschapsmerk (PB L 303, blz. 1).

2 - Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (PB 1994, L 11, blz. 1).