Language of document :

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 28 juni 2007 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Köln - Duitsland) - Planzer Luxembourg Sàrl / Bundeszentralamt für Steuern

(Zaak C-73/06)1

(Zesde btw-richtlijn - Artikel 17, leden 3 en 4 - Teruggaaf van btw - Achtste btw-richtlijn - Teruggaaf van btw aan niet in binnenland gevestigde belastingplichtigen - Artikelen 3, sub b, en 9, tweede alinea - Bijlage B - Verklaring van belastingplichtigheid - Juridische betekenis - Dertiende btw-richtlijn - Teruggaaf van btw aan niet op grondgebied van Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen - Artikel 1, punt 1 - Begrip zetel van bedrijfsuitoefening)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Finanzgericht Köln

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Planzer Luxembourg Sàrl

Verwerende partij: Bundeszentralamt für Steuern

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing - Finanzgericht Köln - Uitlegging van artikel 3, sub b, van en bijlage B bij de Achtste richtlijn (79/1072/EEG) van de Raad van 6 december 1979 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet in het binnenland gevestigde belastingplichtigen (PB L 331, blz. 11) en van artikel 1, punt 1, van de Dertiende richtlijn (86/560/EEG) van de Raad van 17 november 1986 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen (PB L 326, blz. 40) - Teruggaaf van btw aan op grondgebied van andere lidstaat gevestigde belastingplichtige die dochteronderneming is van in derde staat gevestigde vennootschap - Criteria met betrekking tot vestiging om als in binnenland gevestigd te worden beschouwd - Begrip "zetel van de bedrijfsuitoefening" en "vaste inrichting van waaruit de handelingen worden verricht"

Dictum

De artikelen 3, sub b, en 9, tweede alinea, van de Achtste richtlijn (79/1072/EEG) van de Raad van 6 december 1979 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet in het binnenland gevestigde belastingplichtigen, moeten aldus worden uitgelegd dat de overeenkomstig het model in bijlage B bij deze richtlijn opgestelde verklaring in beginsel het vermoeden wettigt dat de betrokkene niet alleen aan de belasting over de toegevoegde waarde is onderworpen in de lidstaat waaronder de belastingdienst ressorteert die hem deze verklaring heeft afgegeven, maar ook dat hij aldaar is gevestigd.

Deze bepalingen betekenen evenwel niet dat het de belastingdienst van de lidstaat waar wordt verzocht om teruggaaf van de voorbelasting, die eraan twijfelt dat de vestiging waarvan het adres in deze verklaring wordt vermeld, economisch gezien daadwerkelijk bestaat, zou zijn verboden zich van het bestaan daarvan te vergewissen door gebruik te maken van de administratieve maatregelen welke daartoe in de communautaire regeling inzake de belasting over de toegevoegde waarde zijn voorzien.

Artikel 1, punt 1, van de Dertiende richtlijn (86/560/EEG) van de Raad van 17 november 1986 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen, moet aldus worden uitgelegd dat de zetel van de bedrijfsuitoefening van een vennootschap de plaats is waar de voornaamste beslissingen betreffende de algemene leiding van deze vennootschap worden genomen en waar de centrale bestuurstaken ervan worden uitgeoefend.

____________

1 - PB C 201 van 7.8.2004.