Language of document :

Beroep ingesteld op 9 juli 2021 – Norddeutsche Landesbank – Girozentrale / GAR

(Zaak T-412/21)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Norddeutsche Landesbank – Girozentrale (Hannover, Duitsland) (vertegenwoordigers: D. Flore en J. Seitz, advocaten)

Verwerende partij: gemeenschappelijke afwikkelingsraad (GAR)

Conclusies

het besluit van verweerder van 14 april 2021 (kenmerk: SRB/ES/2021/22), met inbegrip van de bijlagen, met name bijlage I met daarin de „afzonderlijk (per instelling) in de geharmoniseerde bijlagen weergegeven uitkomsten van de berekening die is uitgevoerd voor alle instellingen waarvoor de voor 2021 vooraf te betalen bijdragen moeten worden bepaald”, voor zover deze bijlagen elk voor verzoekster van belang zijn, nietig verklaren, en

verweerder verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Het beroep is gebaseerd op de volgende middelen:

Schending van het recht om te worden gehoord

Verweerder heeft verzuimd verzoekster te horen alvorens het bestreden besluit vast te stellen, waardoor artikel 41, leden 1 en 2, onder a), van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”) is geschonden.

Schending van procedureregels

Het bestreden besluit is nietig omdat bij de vaststelling ervan algemene procedurele vereisten zijn geschonden die voortvloeien uit artikel 41 van het Handvest, artikel 298 VWEU, de algemene rechtsbeginselen en het intern reglement van verweerder.

Ontoereikende motivering van het bestreden besluit

Het bestreden besluit bevat in strijd met artikel 296 VWEU geen afdoende motivering; met name ontbreken de motivering van de individuele gevallen en de uiteenzetting van de fundamentele overwegingen in het kader van de evenredigheid en de beoordelingsmarge.

De berekening van de jaarlijkse bijdrage is bovendien niet begrijpelijk, inzonderheid omdat uiteenlopende begrippen zijn gebruikt en belangrijke tussenstappen niet zijn weergegeven.

Schending van het fundamentele recht op doeltreffende rechterlijke bescherming doordat het bestreden besluit niet kon worden geverifieerd

De ontoereikende motivering van het bestreden besluit maakt voor verzoekster de rechterlijke toetsing op niet onbeduidende wijze moelijker.

Verweerder heeft in het bijzonder het beginsel van hoor en wederhoor geschonden, welk beginsel inhoudt dat de partijen zowel de feitelijke als de juridische omstandigheden moeten kunnen bespreken die bepalend zijn voor de uitkomst van de procedure.

De toepassing van de IPS (Institutional Protection Scheme)-indicator schendt hogere rechtsregels

Bij de toepassing van de IPS-indicator is de consequentie van verzoeksters lidmaatschap van het institutioneel protectiestelsel van de Sparkassen Finanzgruppe onjuist beoordeeld.

Overeenkomstig artikel 6, lid 5, tweede zin, van gedelegeerde verordening (EU) 2015/631 had verweerder ook in aanmerking moeten nemen dat het niet erg waarschijnlijk is dat de betrokken instelling in afwikkeling komt te verkeren en dus van de afwikkelingsfinanciering gebruik zal maken en had hij voorts rekening moeten houden met het evenredigheidsbeginsel.

Door geen rekening te houden met de MREL [Minimum Requirements for own funds and Eligible Liabilities (minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva)] in het kader van de pijler „risicoblootstelling” is gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 geschonden

Verweerder had overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder a) en lid 2, onder a), van gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 rekening moeten houden met verzoeksters bovengemiddeld hoge MREL-quotum van 67,6 %, dat veel hoger was dan het door de gemeenschappelijke afwikkelingsraad vastgestelde minimumquotum van 8 %.

De toepassing van de risicoaanpassingsmultiplicator schendt de in het licht van hogere rechtsregels uit te leggen gedelegeerde verordening (EU) 2015/63

Verweerder had bij de vaststelling van de risicoaanpassingsmultiplicator rekening moeten houden met verzoeksters geringere kans op wanbetaling en bovengemiddelde MREL-quotum, overeenkomstig de vereiste afstemming op het risicoprofiel en het grondrecht van vrijheid van ondernemerschap van artikel 16 van het Handvest.

Subsidiair: artikel 7, lid 4, tweede zin, van gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 schendt hogere rechtsregels

Door in artikel 7, lid 4, tweede zin, van gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 te voorzien in een relativering van de IPS-indicator schendt deze bepaling het in artikel 20 van het Handvest neergelegde algemene gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, aangezien instellingen die aan dezelfde institutionele garantie zijn onderworpen en dus dezelfde kans op wanbetaling hebben, verschillend kunnen worden behandeld.

____________

1 Gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 van de Commissie van 21 oktober 2014 tot aanvulling van richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van wat de vooraf te betalen bijdragen aan afwikkelingsfinancieringsregelingen betreft (PB 2015, L 11, blz. 44).