Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 7 november 2003 ingesteld door Le Voci tegen Raad van de Europese Unie

    (Zaak T-371/03)

    Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 7 november 2003 beroep ingesteld tegen Raad van de Europese Unie door Le Voci, wonende te Brussel (België), vertegenwoordigd door Van de Wal en Oude Elferink, advocaten.

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

-        nietig te verklaren internvergelikend onderzoek A/270, althans het besluit van de jury van 28 juli 2003 om verzoeker niet tot het mondeling examen toe te laten;

-        verweerster te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het aangevochten besluit in deze zaak is de niet-toelating van verzoeker tot het mondeling examen van intern vergelijkend onderzoek A/270, waardoor ambtenaren van rang B konden overgaan naar rang A.

Tot staving van zijn vordering stelt verzoeker:

-    dat de inhoud vna een van de schriftelijke examens (A 1) niet binnen de grenzen is geblevendie in de aankondiging van vergelijkend onderzoek waren gesteld. In plaats van het maken van een analyse en een samenvatting vna een dossier over een bepaald EU-onderwerp moesten de kandidaten ook hun eigen strategische inbreng geven. Het schriftelijk examen vereiste een andere benadering en het gebruik van andere intellectuele en redactionele bekwaamheden dan waarop de kandidaten waren voorbereid. Deze afwijkende gang van zaken is in strijd met de vereisten voor de aankondiging vna vergelijkende onderzoeken, neergelegd in artikel 1, bijlage III, van het Ambtenarenstatuut.

-    een van de voor de A1-examens uitgedeelde werkdocumenten bevatte tegenstrijdigheden en fouten. Deze onvolkomenheden zijn in strijd met het beginsel van non-discriminatie en het beginsel van behoorlijk bestuur.

-    de Spaanse versie van een van de werkdocumenten bevatte nog enkele belangrijke fouten. Dit is in strijd met het beginsel van non-discriminatie tussen kandidaten van verschillende nationaliteiten, die aan het examen deelnemen.

-    er zijn redenen om aan te nemen dat binnen de jury onvoldoende kennis van het Italiaans aanwezig was om de Italiaanse examens objectief te kunnen beoordelen, hetgeen in strijd zou zijn met het beginsel van non-discriminatie.

-    er is sprake van onvoldoende niet-discriminerende maatstaven voor de beoordeling van het schriftelijk examen en onvoldoende doorzichtigheid, doordat er geen beoordelingsrapport is opgesteld. Door beide factoren is de mogelijkheid van onderzoek en toezicht door de rechter nadelig beïnvloed.

____________