Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 28 februari 2002 ingesteld door Bayerische Hypo- und Vereinsbank AG tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-56/02)

    Procestaal: Duits

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 28 februari 2002 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Bayerische Hypo- und Vereinsbank AG, München (Duitsland), vertegenwoordigd door W. Knapp, T. Müller-Ibold en B. Bergmann, advocaten.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

(nietig te verklaren beschikking C (2001) 3693 def. van de Commissie van 11 december 2001 in zaak COMP/E-1/37.919 (Ex 37.391) ( bankkosten voor de omwisseling van valuta uit de eurozone ( Duitsland, voorzover zij verzoekster betreft,

(subsidiair, de verzoekster opgelegde geldboete van 28 miljoen euro in te trekken of (meer subsidiair) te verlagen, en

(de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het beweerde kartel heeft nooit bestaan. Uit de inlichtingen van de personen die betrokken waren bij de bijeenkomst van wisselhandelaren van 15 oktober 1997 volgt, dat tijdens die bijeenkomst gesproken is over technische aspecten van de wisselhandel tussen banken en over de prijsvorming in de wisselhandel. Daarbij zijn geen afspraken gemaakt.

Verzoekster heeft niet deelgenomen aan de bijeenkomst van 15 oktober 1997. Haar medewerkers die voor deze bijeenkomsten een uitnodiging hadden gekregen, hebben van hun chefs geen toelating gekregen om deze bijeenkomst bij te wonen. Een medewerker van de Vereins- und Westbank, waarin verzoekster een meerderheidsparticipatie heeft, heeft uitsluitend namens bedoelde bank aan de bijeenkomst deelgenomen. De marktgedragingen van de Vereins- und Westbank worden niet door verzoekster bepaald, en het feit dat verzoekster een participatie heeft in de betrokken bank kan dus geen grond opleveren om de aanwezigheid van een medewerker van deze bank op de betrokken bijeenkomst aan verzoekster toe te rekenen.

Bij de vaststelling van het boetebedrag is de Commissie sterk afgeweken van de door haar gevolgde praktijk, en heeft zij gehandeld in strijd met het beginsel van gelijke behandeling.

Noch in de mededeling van punten van bezwaar noch in het kader van het onderzoek is ooit gesteld, dat verzoekster zelf bij de gestelde afspraken betrokken zou zijn geweest. De Commissie had verzoekster vóór haar beschikking op de wijziging van haar standpunt attent moeten maken.

Er is sprake van schending van verzoeksters recht van verdediging, nu verzoekster geen volledige inzage van de stukken heeft gekregen. Met name de standpuntbepalingen van de andere betrokkenen en de stukken van de parallelle procedures heeft zij niet kunnen inzien, hoewel verzoekster op goede gronden kon vermoeden dat deze stukken informatie bevatten die voor haar verdediging van belang waren.

De beschikking is ontoereikend gemotiveerd, nu zij op een aantal punten geen relevante overwegingen bevat. Met name ontbreekt de motivering van de toerekening aan haar van de gedragingen van de vertegenwoordiger van de Vereins- und Westbank inzake de niet-toepassing van de principes inzake verzachtende omstandigheden, en inzake de afwijking van het beginsel dat degene die het initiatief voor een kartel heeft genomen niet aan een geldboete kan ontsnappen.

De handelwijze van de Commissie in de loop van de procedure wijst erop, dat het haar niet erom te doen was op te treden tegen een schending van de kartelregels, maar dat zij om politieke redenen streefde naar een verlaging van de door haar als te hoog beschouwde wisselkosten. De banken, die zich onder deze druk bereid hebben verklaard de wisselkosten te verlagen, zijn ongeacht hun rol bij de beweerde schending van de kartelregels buiten de procedure gebleven. De Commissie heeft dus het mededingingsrecht misbruikt om de prijzen de reguleren, wat buiten haar bevoegdheid valt. Dit vormt derhalve een misbruik van bevoegdheid.

V/ey

____________