Language of document :

Mededeling in het PB

 

    

Beroep, op 27 februari 2002 ingesteld door Makhteshim-Agan Holding BV tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie

    (Zaak T-57/02)

    Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 27 februari 2002 beroep ingesteld tegen het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie door Makhteshim-Agan Holding BV, vertegenwoordigd door P. Logelain, K. Van Maldegem en C. Mereu van het kantoor McKenna & Cuneo LLP te Brussel (België).

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

(gedeeltelijk nietig te verklaren beschikking nr. 2455/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001 tot vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van richtlijn 2000/60/EG, in die zin dat verzoeksters stoffen atrazine, chloorpyrifos, diuron, endosulfan, isoproturon (IPU), simazine en trifluraline buiten de maatregel worden gehouden;

(verweerders te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster produceert pesticiden (gewasbeschermingsmiddelen). Zij betwist de opneming van enkele van haar producten in de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid. Deze lijst is door verweerders opgesteld ter uitvoering van richtlijn 2000/60/EG.1 De producten op deze lijst worden beschouwd als een risico voor of via het aquatische milieu en de emissie ervan moet worden verminderd. Voorts noemt de bestreden beschikking enkele van verzoeksters producten als prioritaire stoffen die worden "herzien", hetgeen volgens verzoekster zal leiden tot aanmerking als prioritaire gevaarlijke stoffen. Deze stoffen betekenen een verhoogd risico voor het aquatische milieu en de emissie ervan moet worden beëindigd.

Tot staving van haar vordering stelt verzoekster dat verweerders in strijd hebben gehandeld met de procedurevoorschriften van richtlijn 2000/60/EG. Volgens artikel 16, lid 2, sub a, van de richtlijn wordt de prioriteit van gewasbeschermingsmiddelen bepaald volgens een risicobeoordelingsprocedure. Verweerders hebben echter gebruik gemaakt van een vereenvoudigde procedure, de combined monitoring-based and modelling-based priority setting (COMMPS). Volgens verzoekster waren verweerders niet bevoegd om te dezen van deze vereenvoudigde procedure gebruik te maken in plaats van de in artikel 16, lid 2, sub a, voorgeschreven procedure op basis van risico. Volgens verzoekster is niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 16 van richtlijn 2000/60/EG voor het gebruik van de vereenvoudigde procedure. Zij wijst er voorts op dat de risicobeoordeling van haar gewasbeschermingsmiddelen ingevolge richtlijn 91/414/EG2 nog gaande zijn. Verweerders hebben derhalve hun bevoegdheden overschreden door niet de voorgeschreven procedure en methodes van de basisrichtlijn 2000/60 in acht te nemen.

Verzoekster keert zich voorts tegen de opstelling van een lijst van prioritaire stoffen in die worden herzien. Dit is in wezen een lijst van mogelijke prioritaire gevaarlijke stoffen. Voor de opstelling van zo'n lijst bestaat geen wettelijke basis, en er is ook geen motivering voor de selectie van deze stoffen als prioritaire stoffen die worden herzien.

Verder is de bestreden beschikking in strijd met de meer specifieke richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende gewasbeschermingsmiddelen. Verweerders handelen derhalve in strijd met het beginsel lex specialis derogat legi generali. Deze richtlijn schrijft voor gewasbeschermingsmiddelen een specifieke risicobeoordeling voor. Volgens verzoekster had het resultaat van deze specifieke procedure moeten worden afgewacht voordat tot indeling van haar producten werd overgegaan.

Voorts hebben verweerders in strijd gehandeld met de artikelen 174, 175 en 176 EG-Verdrag door beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens te negeren. De bestreden maatregel is tevens in strijd met artikel 2 EG-Verdrag. Zij verstoort de mededinging aangezien zij niet geldt voor andere, concurrerende gewasbeschermingsmiddelen.

Ook is sprake van schending van de grondbeginselen van gemeenschapsrecht. Verweerders hebben in strijd gehandeld met richtlijn 2000/60 en dus inbreuk gemaakt op een wet van hogere rang. Ook hebben zij de meer specifieke richtlijn 91/414/EEG geschonden, volgens welke enkele van verzoeksters producten toegestaan zijn. De bestreden maatregel is tevens in strijd met het beginsel van rechtszekerheid en gewekte verwachtingen, aangezien verzoekster daardoor is teleurgesteld in de verwachting dat haar producten zouden worden beoordeeld overeenkomstig de procedure van richtlijn 91/414/EG, die nog steeds geldig is. Verder is het beginsel van gelijke behandeling geschonden, aangezien de procedure voor de vaststelling van de bestreden maatregel heeft geleid tot een resultaat dat tegengesteld is aan dat wat met de procedure van richtlijn 94/414/EG wordt bereikt. Ten slotte is de bestreden maatregel in strijd met het evenredigheidsbeginsel.

____________

1 - (Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327, 22 december 2000, blz. 1).

2 - (Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230, 19 augustus 1991, blz. 1).