Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 27 mei 2003 ingesteld door Joëlle Hivonnet tegen Raad van de Europese Unie

    (Zaak T-188/03)

    Procestaal: Frans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 27 mei 2003 beroep ingesteld tegen Raad van de Europese Unie door Joëlle Hivonnet, wonende te New York (Verenigde Staten), vertegenwoordigd door Georges Vandersanden en Laura Levi, advocaten.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

(nietig te verklaren het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag (TABG) van 23 juli 2002, waarbij haar verzoek om toekenning van de schooltoelage voor haar dochter Eponine voor de schooljaren 1999-2000 en 2000-2001 werd afgewezen en de schooltoelage voor het schooljaar 2001-2002 slechts bij wijze van uitzondering op basis van het beginsel van continuïteit van het onderwijs werd toegekend;

(nietig te verklaren het besluit van het TABG van 17 februari 2003, meegedeeld op 24 februari 2003, houdende afwijzing van verzoeksters klacht van 9 oktober 2002;

(verzoekster in al haar geldelijke rechten te herstellen;

(verweerder te veroordelen tot betaling van moratoire interesten over de aan verzoekster toekomende bedragen als schooltoelage voor de schooljaren 1999-2000 en 2000-2001 en 2001-2002, die voor de eerste twee schooljaren lopen vanaf 17 juni 2002 tot volledige betaling van deze bedragen; voor het schooljaar 2001-2002 lopen de interesten vanaf 17 juni 2002 tot 13 augustus 2002 voor het eerste en het tweede kwartaal en van 8 maart 2002 tot 7 mei 2002 voor het derde kwartaal. Het percentage van de toe te passen moratoire interesten moet worden berekend op basis van het rentepercentage voor de voornaamste herfinancieringstransacties, dat door de Europese Centrale Bank voor de betrokken periode is vastgesteld, vermeerderd met twee punten.

(verweerder te veroordelen tot betaling van een euro als vergoeding voor de door verzoekster geleden immateriële schade;

(verweerder te verwijzen in de alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters dochter is in 1996 geboren en gaat sinds 1999 naar het Lycée français te Brussel.

Tot staving van haar beroep stelt verzoekster in de eerste plaats schending van artikel 3 van bijlage VII bij het Statuut, schending van artikel 15 van bijlage X bij het Statuut en van het besluit van de Raad van 19 december 1998 houdende bepalingen tot uitvoering van bijlage X bij het Statuut. Zij verwijt de Raad ook dat hij een besluit heeft genomen waarvan de motivering feitelijk en rechtens onjuist is. Verzoekster stelt dat de Commissie, ondanks de duidelijke formulering van de op het gevolgde onderwijs toepasselijke nationale regeling en de antwoorden van de Franse regering inzake die regeling, heeft aangenomen dat het gevolgde onderwijs geen basisonderwijs was.

Verzoekster stelt bovendien schending van het discriminatieverbod voorzover bij een Franse onderwijsinstelling ingeschreven kinderen niet op dezelfde wijze worden behandeld als kinderen die bij een Luxemburgse, Britse of Nederlandse onderwijsinstelling zijn ingeschreven.

Verzoekster stelt in de laatste plaats schending van de motiveringsplicht en van het fundamentele recht te worden gehoord. Verzoekster wijst erop dat de Raad het standpunt van de Franse autoriteiten niet in aanmerking heeft genomen zonder daarvoor een nadere verklaring te geven.

____________