Language of document :

Beroep ingesteld op 21 februari 2011 - Chimei InnoLux / Commissie

(Zaak T-91/11)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Chimei InnoLux (Zhunan, Taiwan) (vertegenwoordigers: J.-F. Bellis, advocaat, en R. Burton, Solicitor)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

besluit C(2010)8761 def. van de Commissie van 8 december 2010 in zaak COMP/39.309 - LCD - Liquid Crystal Displays nietig verklaren voor zover daarin wordt vastgesteld dat de inbreuk mede betrekking had op LCD-beeldschermen voor televisietoepassingen;

de bij het besluit aan verzoekster opgelegde geldboete verlagen;

verweerster verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.

1.    Eerste middel: bij de vaststelling van de relevante waarde van de verkoop met het oog op de berekening van de geldboete hanteerde de Commissie een juridisch onjuist begrip, de zogenoemde "rechtstreekse EER-verkoop via verwerkte producten".

Bij de berekening van de relevante waarde van de verkoop met het oog op de vaststelling van de geldboete hield de Commissie rekening met de waarde van LCD-beeldschermen die zijn verwerkt in afgewerkte IT- of televisieproducten die verzoekster verkocht in de EER. Verzoekster stelt dat dit begrip "rechtstreekse EER-verkoop via verwerkte producten" juridisch geen steek houdt en niet kan worden gebruikt voor de vaststelling van de relevante waarde van de verkoop. Zij betoogt dat het begrip verband houdt met de verkoop van producten waarop de inbreuk rechtstreeks noch zijdelings betrekking heeft, en de lokalisering van de relevante intragroepsverkopen van LCD-beeldschermen kunstmatig verschuift van buiten de EER naar binnen de EER en omgekeerd, afhankelijk van de plaats waar het afgewerkte product waarin die LCD-beeldschermen zijn verwerkt, wordt verkocht. Het begrip is volgens verzoekster in strijd met de EU-rechtspraak betreffende onder meer de behandeling van intragroepsverkopen voor de berekening van de geldboete. Ten slotte stelt verzoekster dat het begrip, zoals dat door de Commissie in het besluit is gehanteerd, leidt tot discriminatie tussen de adressaten van het besluit, die op onwettige wijze is gebaseerd op de loutere vorm van hun vennootschapsstructuur.

2.    Tweede middel: de Commissie heeft artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst geschonden door te besluiten dat de inbreuk mede betrekking had op LCD-beeldschermen voor televisietoepassingen.

Verzoekster stelt dat, gelet op de specifieke kenmerken van LCD-beeldschermen voor televisietoepassingen, de oppervlakkige en episodische aard van de discussie betreffende die schermen en het feit dat andere, gedetailleerdere bilaterale discussies betreffende LCD-beeldschermen voor televisietoepassingen waarbij derden betrokken waren, door de Commissie in het besluit zijn genegeerd, de gedragingen met betrekking tot LCD-beeldschermen voor televisietoepassingen los van de gedragingen met betrekking tot LCD-beeldschermen voor IT-toepassingen hadden moeten worden onderzocht en beoordeeld. In het licht van die factoren stelt verzoekster inzonderheid dat de vaststelling van de Commissie dat de inbreuk mede betrekking had op LCD-beeldschermen voor televisietoepassingen, het beginsel van gelijke behandeling en fundamentele procedurele eisen schendt en nietig moet worden verklaard, of dat de Commissie met het oog op de berekening van de geldboete ten minste de zwaarte en de duur van een eventuele inbreuk ten gevolge van gedragingen in verband met LCD-beeldschermen voor televisietoepassingen los van de inbreuk met betrekking tot LCD-beeldschermen voor IT-toepassingen had moeten beoordelen.

3.    Derde middel: de relevante waarde van de verkoop die de Commissie als basis heeft genomen voor de berekening van verzoeksters geldboete omvat ten onrechte andere verkopen dan die van LCD-beeldschermen voor IT- en televisietoepassingen.

Tijdens de administratieve procedure werden in de aan de Commissie verstrekte verkoopgegevens abusievelijk cijfers opgenomen betreffende de verkoop van LCD-beeldschermen voor medische toepassingen, die worden gebruikt bij de vervaardiging van medische apparatuur. Nu medische beeldschermen niet kunnen worden aangemerkt als IT- of televisieschermen zoals die door de Commissie in het besluit zijn omschreven, stelt verzoekster dat haar verkopen van medische beeldschermen moeten worden uitgesloten van de relevante waarde van de verkoop die is gehanteerd bij de berekening van de geldboete. Ook de verkoop van zogenoemde LCD open cellen werd abusievelijk opgenomen in de verkoopgegevens die tijdens de administratieve procedure aan de Commissie zijn verstrekt. Daar LCD open cellen geen afgewerkte producten zijn en het besluit niet tot de conclusie komt dat er een inbreuk was met betrekking tot halfafgewerkte producten, stelt verzoekster dat haar verkopen van LCD open cellen moeten worden uitgesloten van de relevante waarde van de verkopen die is gebruikt bij de berekening van de geldboete.

____________