Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 20 augustus 2013 door het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 26 juni 2013 in de gevoegde zaken F-135/11, F-51/12, F-110/12, BU / EMA

(Zaak T-444/13 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partij: Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) (vertegenwoordigers: T. Jabłoński en N. Rampal Olmedo, gemachtigden, bijgestaan door D. Waelbroeck en A. Duron, advocaten)Andere partij in de procedure: BU (Londen, Verenigd Koninkrijk)ConclusiesDe rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken in de zaken F-135/11, F-51/12 en F-110/12 te vernietigen, voor zover daarbij nietig wordt v

oński en N. Rampal Olmedo, gemachtigden, bijgestaan door D. Wael

broeck en A

. Duron, advocaten)Andere partij in de proce

dering toe te wijzen, dat wil zeggen het beroep volledig ongegrond te verklaren;verweerder in hogere voorziening te verwijzen in de kosten van deze procedure en in die van de procedure voor het Gerecht voor ambtenarenzaken.Middelen en voornaamste argumentenTer ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij vier middelen aan.Eer

ste middel, ontleend aan schending door het GVA van het verbod om ultra vires uitspraak te doen, aangezien het zich bevoegd heeft geacht om na

te gaan of de gronden waarop de administratie zich heeft gebaseerd voor de weigering om een overeenkomst te verlengen, niet de basiscriteria en

–voorwaarden in geding kunnen breng

en die de wetgever in het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie heeft vastgesteld e

n die ertoe strekken om het contractpersoneel op termijn de mogelijkheid van een zekere arbeidscontinuïteit te garanderen (betreffende de punten 57 tot en met 62 van het bestreden arrest). De bevoegdheid waarop het GVA zich beroept mist elke rechtsgrondslag.Tweede middel, ontleend aan een onjuiste rechtsopvatting van het GVA bij de uitlegging van artikel 8, eerste alinea, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie (RAP), daar het heeft geoordeeld dat het bevoegde gezag verplicht was te onderzoeken of er niet een post was waarin de tijdelijk functionaris wiens overeenkomst afloopt zou kunnen worden aangesteld of waarnaar

hij zou kunnen worden overgeplaatst.Derde middel, ontleend aan een onjuiste rechtsopvatting, daar het GVA het begrip dienstbelang verkeerd heeft opgevat, aangezien zijn uitlegging een vermoeden doet ontstaan dat het ambt van de betrokkene blijft gehandhaafd, tenzij het bevoegd gezag kan aantonen dat er geen post bestaat waarin de tijdelijk functionaris wiens overeenkomst afloopt zou kunnen worden aangesteld of waarnaar hij zou kunnen worden overgepl

aatst.Vierde middel, ontleend aan een onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot de verwijzing van EMA in de kosten in zaak F-51/12, die niet-ontvankelijk is verklaard.