Language of document :

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 9 maart 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Vrhovno sodišče - Slovenië) – D.J. / Radiotelevizija Slovenija

(Zaak C-344/19)1

(Prejudiciële verwijzing – Bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers – Organisatie van de arbeidstijd – Richtlijn 2003/88/EG – Artikel 2 – Begrip „arbeidstijd” – Wachtdienst waarbij de werknemer permanent bereikbaar moet zijn – Specifiek werk in verband met onderhoud aan televisiezenders ver van bewoonde gebieden – Richtlijn 89/391/EEG – Artikelen 5 en 6 – Psychosociale risico’s – Preventieplicht)

Procestaal: Sloveens

Verwijzende rechter

Vrhovno sodišče

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: D.J.

Verwerende partij: Radiotelevizija Slovenija

Dictum

Artikel 2, punt 1, van richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd moet aldus worden uitgelegd dat een wachtdienst met permanente bereikbaarheid waarbij van een werknemer enkel wordt verlangd dat hij telefonisch bereikbaar is en zo nodig binnen het tijdsbestek van een uur op zijn werkplek kan arriveren, en waarbij hij in een dienstwoning kan verblijven die zijn werkgever hem op die plek ter beschikking stelt, zonder dat hij daar hoeft te blijven, enkel integraal „arbeidstijd” in de zin van die bepaling vormt indien uit een totaalbeoordeling van alle omstandigheden van de zaak – en met name van de gevolgen van een dergelijk tijdsbestek en in voorkomend geval van het gemiddeld aantal interventies tijdens die dienst – blijkt dat gedurende de betrokken dienst aan de werknemer zodanige verplichtingen worden opgelegd dat hij objectief en aanzienlijk wordt beperkt in zijn mogelijkheden om tijdens die dienst de tijd waarin geen beroepswerkzaamheden van hem worden verlangd, vrij in te vullen en aan zijn eigen interesses te besteden. Dat de onmiddellijke omgeving van zijn werkplek weinig recreatiemogelijkheden biedt, is bij deze beoordeling irrelevant.

____________

1 PB C 263 van 5.8.2019.