Language of document :

Beroep ingesteld op 30 april 2010 - Vesteda Groep/Commission

(Zaak T-206/10)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Vesteda Groep BV (Maastricht, Nederland) (vertegenwoordigers: G. van der Wal en T. Boesman, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies van verzoekende partij

Nietigverklaring van de beschikking van de Commissie d.d. 15 december 2009;

Veroordeling van de Commissie in de proceskosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vraagt de nietigverklaring van Beschikking C(2010)26 final van de Commissie van 15 december 2009 inzake steunmaatregel E 2/2005 en N 642/2009 (Nederland) - bestaande steun en speciale projectsteun aan woningcorporaties. Ter ondersteuning van haar verzoek roept verzoekster 3 middelen in.

Ten eerste voert verzoekster aan dat de Commissie in de punten 25 tot en met 37 van de bestreden beschikking ten onrechte en rechtens onjuist oordeelt dat het Nederlandse stelsel voor de financiering van sociale huisvesting en alle wijzigingen van dit stelsel sinds de invoering van het EEG-Verdrag bestaande steun vormen en dat op die grond de beoordeling van de Commissie plaatsvindt binnen het kader van artikel 108, lid 1, VWEU en hoofdstuk 5 van Verordening 659/19991. Volgens verzoekster heeft de Commissie beoordelingsfouten gemaakt, onvoldoende onderzoek verricht naar de wijzigingen van het stelsel en de bestreden beschikking ontoereikend gemotiveerd.

Ten tweede heeft de Commissie volgens verzoekster ten onrechte en rechtens onjuist in de bestreden beschikking op voet van artikel 19 van Verordening 659/1999 de door Nederland aangeboden maatregelen in de zin van artikel 19, lid 1, van Verordening 659/1999 aanvaard. De door de Commissie aanvaarde dienstige maatregelen zouden ontoereikend zijn en/of niet geschikt zijn om de verenigbaarheid van de bestaande steun met de artikelen 107 en 106 VWEU te verzekeren. De Commissie zou bovendien de voorwaarden van artikel 106, lid 2, VWEU op onjuiste wijze hebben toegepast en haar oordeel onvoldoende hebben gemotiveerd.

Ten derde voert verzoekster aan dat de Commissie ten onrechte en rechtens onjuist nagelaten heeft de procedure van artikel 108, lid 2, VWEU en artikel 4, lid 4, van Verordening 659/1999 te openen.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 83, blz. 1).