Language of document :

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 27 april 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesarbeitsgericht - Duitsland) – FI / Bayerische Motoren Werke AG

(Zaak C-192/221 , Bayerische Motoren Werke)

(Prejudiciële verwijzing – Sociaal beleid – Richtlijn 2003/88/EG – Artikel 7, lid 1 – Artikel 31, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon – Verval van dat recht – Stelsel van geleidelijke vervroegde uittreding – Tijdens de arbeidsfase in het kader van dit stelsel verworven maar nog niet opgenomen jaarlijkse vakantiedagen – Arbeidsongeschiktheid)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesarbeitsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: FI

Verwerende partij: Bayerische Motoren Werke AG

Dictum

Artikel 7 van richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, gelezen in het licht van artikel 31, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die bepaalt dat het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon dat een werknemer uit hoofde van zijn arbeid in het kader van een stelsel van geleidelijke vervroegde uittreding heeft verworven, aan het einde van het referentiejaar voor de vakantie of op een later tijdstip vervalt wanneer de werknemer die vakantie wegens ziekte niet heeft kunnen opnemen vóór het begin van de fase van arbeidsvrijstelling, zelfs in het geval dat het niet om een langdurige afwezigheid gaat.

____________

1 PB C 222 van 7.6.2022.