Language of document :

Beroep ingesteld op 20 oktober 2010 - Manufacturing Support & Procurement Kala Naft/Raad

(Zaak T-509/10)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Manufacturing Support & Procurement Kala Naft Co., Tehran (Teheran, Iran) (vertegenwoordigers: F. Esclatine en S. Perrotet, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

het besluit van de Raad van 26 juli 2010 nietig verklaren;

uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2010 van de Raad van 26 juli 2010 eveneens nietig verklaren;

de Raad verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster, een handelsvennootschap die actief is in de aardolie-industrie, verzoekt om nietigverklaring van besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 20101 en van uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2010 van de Raad van 26 juli 2010 houdende uitvoering van artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 423/20072 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie, voor zover verzoeksters naam is opgenomen op de lijst van personen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens deze bepaling zijn bevroren.

Ter onderbouwing van haar beroep voert verzoekster acht middelen aan, ontleend aan:

schending van de motiveringsplicht, aangezien de Raad zich heeft gebaseerd op uitermate vage, onnauwkeurige en niet-verifieerbare gegevens;

schending van de verzoeksters fundamentele rechten, aangezien i) verzoekster voor haar verdediging het negatieve bewijs dient te leveren dat zij niet aan het nucleaire programma van Iran heeft deelgenomen, ii) verzoekster slechts over een zeer korte termijn heeft beschikt om haar verzoek om een nieuw onderzoek in te dienen iii) verzoekster haar recht op effectieve rechterlijke bescherming en haar eigendomsrecht niet heeft kunnen doen gelden, aangezien zij geen toegang tot de gegevens van haar dossier heeft gehad;

onbevoegdheid, aangezien de Raad enkel bevoegd is om begeleidende maatregelen bij resolutie 1929(2010) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties vast te stellen, terwijl deze resolutie geen enkele maatregel betreffende de aardolie-industrie bevat;

misbruik van bevoegdheid, doordat het bestreden besluit alle door verzoekster op het grondgebied van de Europese Unie verwezenlijkte operaties blokkeert, de verwerving van andere dan sleuteluitrusting daaronder begrepen, en daardoor verder gaat dan hetgeen door artikel 4 van het bestreden besluit wordt beoogd;

schending van het recht, aangezien de verhandeling van goederen voor tweeërlei gebruik geen maatregel houdende bevriezing van tegoeden jegens een entiteit kan rechtvaardigen, wanneer deze entiteit niet daadwerkelijk aan het nucleaire programma van Iran bijdraagt;

materiële onjuistheid van de feiten, voor zover verzoekster geen goederen heeft verworven die voor het nucleaire programma van Iran kunnen worden gebruikt;

kennelijke beoordelingsfout, aangezien de opgelegde beperkingen van verzoeksters eigendomsrecht en van haar recht om een economische activiteit uit te oefenen, niet door redenen van algemeen belang worden gerechtvaardigd en niet evenredig zijn aan het nagestreefde doel;

ontbreken van een rechtsgrondslag voor de bestreden verordening wegens de nietigverklaring van het bestreden besluit.

____________

1 - Besluit van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB (PB L 195, blz. 39).

2 - Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2010 van de Raad van 26 juli 2010 houdende uitvoering van artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 423/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 195, blz. 25).