Language of document :

Arrest van het Gerecht van 20°december 2023° – JPMorgan Chase e.a./Commissie

(Zaak T-106/17)1

[„Mededinging – Mededingingsregelingen – Sector van rentederivaten in euro – Besluit waarbij een inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst wordt vastgesteld – Manipulatie van de interbancaire Euribor-referentierentetarieven – Uitwisseling van vertrouwelijke informatie – Mededingingsbeperking naar strekking – Eén enkele voortdurende inbreuk – In de tijd gespreide ‚hybride’ procedure – Vermoeden van onschuld – Onpartijdigheid – Geldboeten – Basisbedrag – Waarde van de verkopen – Artikel 23, leden 2 en 3, van verordening (EG) nr. 1/2003 – Motiveringsplicht – Wijzigingsbesluit waarbij de motivering wordt aangevuld – Gelijke behandeling – Evenredigheid – Volledige rechtsmacht”]

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: JPMorgan Chase & Co. (New York, New York, Verenigde Staten), JPMorgan Chase Bank, National Association (Columbus, Ohio, Verenigde Staten), J.P. Morgan Services LLP (Londen, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: B. Tormey, A. Holroyd, L. Ream, N. French, N. Frey, D. Das, D. Hunt, N. English, solicitors, M. Lester, KC, D. Piccinin en D. Heaton, barristers)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. van Schaik, T. Baumé en M. Farley, gemachtigden)

Voorwerp

Met hun beroep op grond van artikel 263 VWEU vorderen verzoeksters de gedeeltelijke nietigverklaring van besluit C(2016) 8530 final van de Commissie van 7 december 2016 betreffende een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst [Zaak AT.39914 – Rentederivaten in euro (EIRD’s)] en, subsidiair, intrekking of verlaging van de geldboete die bij dat besluit aan hen is opgelegd. Verder verzoeken zij het Gerecht om vast te stellen dat er geen rekening mag worden gehouden met besluit C(2021) 4610 final van de Commissie van 28 juni 2021 tot wijziging van het bestreden besluit, of, subsidiair, om dat besluit nietig te verklaren.

Dictum

Op het beroep hoeft niet langer te worden beslist voor zover het is ingesteld door J.P. Morgan Services LLP.

Artikel 2, onder c), van besluit C(2016) 8530 final van de Commissie van 7 december 2016 betreffende een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst [Zaak AT.39914 – Rentederivaten in euro (EIRD’s)] wordt nietig verklaard voor zover het betrekking heeft op JPMorgan Chase & Co. en JPMorgan Chase Bank, National Association.

Het bedrag van de geldboete, waarvoor JP Morgan Chase & Co. en JPMorgan Chase Bank, National Association hoofdelijk aansprakelijk worden gehouden, wordt vastgesteld op 337 196 000 EUR.

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

Elke partij draagt haar eigen kosten.

____________

1     PB C 112 van 10.4.2017.