Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 22 augustus 2002 ingesteld door Chafiq Ayadi tegen Raad van de Europese Unie en Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-253/02)

    Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 22 augustus 2002 beroep ingesteld tegen de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen door Chafiq Ayadi, met woonplaats te Dublin (Ierland), vertegenwoordigd door A. Lyon, solicitor, en S. Cox, barrister.

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

(nietig te verklaren artikel 2, alsmede ( voorzover het met artikel 2 verband houdt ( artikel 4, van verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa'ida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad tot instelling van een verbod op de uitvoer van bepaalde goederen en diensten naar Afghanistan, tot versterking van het verbod op vluchten en verlenging van de bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen ten aanzien van de Taliban van Afghanistan;1

(de Raad in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker is in bijlage I bij de bestreden verordening geïdentificeerd als een persoon waarop artikel 2 van toepassing is. Krachtens deze bepaling zijn verzoekers bankrekeningen bevroren.

Verzoeker stelt dat de bepalingen krachtens welke de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties de Leden kan oproepen bepaalde maatregelen toe te passen, de Leden van de Verenigde Naties niet de verplichting opleggen deze maatregelen toe te passen. De Leden kunnen zelf beslissen welk gevolg zij geven aan de oproep van de Veiligheidsraad.

Voorts betoogt verzoeker dat de Raad niet bevoegd was om artikel 2 van de verordening vast te stellen, aangezien de artikelen 60 en 301 EG hem niet de bevoegdheid daartoe verlenen. De Raad en de Commissie maakten misbruik van hun bevoegdheden, nu artikel 2 van de verordening in feite niet aan de doelstellingen van de artikelen 60 en 301 EG beantwoordt.

Bovendien is artikel 2 van de verordening in strijd met grondbeginselen van gemeenschapsrecht, inzonderheid de beginselen van subsidiariteit, evenredigheid en de eerbiediging van de mensenrechten.

Lidstaten zijn het best geplaatst om te bepalen welke maatregelen evenredig zijn. Het is onevenredig een particulier alle inkomsten en financiële bijstand te ontzeggen. Artikel 2 is in strijd met mensenrechten, voorzover het een particulier elke toegang tot zijn eigendom en tot bestaansmiddelen ontzegt, zonder dat deze daar in rechte tegen kan opkomen.

Tenslotte stelt verzoeker dat bij de goedkeuring van artikel 2 een wezenlijk vormvoorschrift is geschonden, namelijk het vereiste dat de Raad en de Commissie naar behoren moeten motiveren waarom de als noodzakelijk beschouwde maatregelen niet door de individuele lidstaten kunnen worden vastgesteld.

____________

1 - (PB 2002, L 139, blz. 9.