Language of document : ECLI:EU:C:2023:424

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

25 mei 2023 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Intellectuele eigendom – Auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via kabel – Richtlijn 93/83/EEG – Artikel 1, lid 2 – Mededeling aan het publiek per satelliet – Begrip – Aanbieder van satellietpakketten – Uitzending van programma’s in een andere lidstaat – Plaats van de exploitatiehandeling waarmee die aanbieder meewerkt aan een dergelijke mededeling”

In zaak C‑290/21,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Oberste Gerichtshof (hoogste federale rechter in burgerlijke en strafzaken, Oostenrijk) bij beslissing van 20 april 2021, ingekomen bij het Hof op 5 mei 2021, in de procedure

Staatlich genehmigte Gesellschaft der Autoren, Komponisten und Musikverleger Reg. Gen. mbH (AKM)

tegen

Canal+ Luxembourg Sàrl

in tegenwoordigheid van:

Tele 5 TM-TV GmbH,

Österreichische Rundfunksender GmbH & Co. KG,

Seven.One Entertainment Group GmbH,

ProSiebenSat.1 PULS 4 GmbH,

wijst

HET HOF (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: A. Arabadjiev, kamerpresident, K. Lenaerts, president van het Hof, waarnemend rechter van de Eerste kamer, L. Bay Larsen, vicepresident van het Hof, waarnemend rechter van de Eerste kamer, P. G. Xuereb en I. Ziemele (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: M. Szpunar,

griffier: S. Beer, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 8 juni 2022,

gelet op de opmerkingen van:

–        Staatlich genehmigte Gesellschaft der Autoren, Komponisten und Musikverleger Reg. Gen. mbH (AKM), vertegenwoordigd door N. Kraft, Rechtsanwalt,

–        Canal+ Luxembourg Sàrl, vertegenwoordigd door A. Anderl, Rechtsanwalt,

–        Seven.One Entertainment Group GmbH en ProSiebenSat.1 PULS 4 GmbH, vertegenwoordigd door M. Boesch, Rechtsanwalt,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door J. Samnadda en G. von Rintelen als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 22 september 2022,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 1, lid 2, onder a) tot en met c), van richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel (PB 1993, L 248, blz. 15) en artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB 2001, L 167, blz. 10).

2        Dit verzoek is ingediend in kader van een geding tussen Staatlich genehmigte Gesellschaft der Autoren, Komponisten und Musikverleger Reg. Gen. mbH (AKM), een Oostenrijkse maatschappij voor het collectieve beheer van auteursrechten, en Canal+ Luxembourg Sàrl (hierna: „Canal+”), een satelliettelevisie-exploitant, over de uitzending door Canal+ van televisieprogramma’s in Oostenrijk.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

 Richtlijn 93/83

3        De overwegingen 5, 14, 15 en 17 van richtlijn 93/83 luiden:

„(5)      Overwegende evenwel dat de verwezenlijking van deze doelstellingen op dit ogenblik zowel bij de grensoverschrijdende uitzending van programma’s per satelliet als bij de doorgifte via de kabel van programma’s uit andere lidstaten nog wordt belemmerd doordat de nationale bepalingen op het gebied van het auteursrecht op een aantal punten onderling afwijken en doordat er enige rechtsonzekerheid bestaat; dat de rechthebbenden daardoor het gevaar lopen dat hun werken worden geëxploiteerd zonder dat zij daarvoor een vergoeding ontvangen, of dat individuele houders van sluitende rechten in verschillende lidstaten de exploitatie van hun werken in de weg staan; dat de rechtsonzekerheid met name een directe belemmering vormt van het vrije verkeer van programma’s binnen de Gemeenschap;

[…]

(14)      Overwegende dat het gebrek aan rechtszekerheid met betrekking tot de te verkrijgen rechten, waardoor de grensoverschrijdende uitzending van programma’s per satelliet wordt belemmerd, moet worden weggenomen door het begrip mededeling aan het publiek per satelliet op communautair niveau te definiëren en in die definitie tegelijkertijd te specificeren waar de mededelingshandeling plaatsvindt; dat een dergelijke definitie noodzakelijk is om te voorkomen dat op één uitzendingshandeling op cumulatieve wijze het recht van verschillende landen wordt toegepast; dat de mededeling aan het publiek per satelliet uitsluitend plaatsvindt op het ogenblik waarop en in de lidstaat waar de programmadragende signalen onder controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie worden ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt; dat normale technische procedures met betrekking tot de programmadragende signalen niet als een onderbreking van de uitzendingsketen moeten worden beschouwd;

(15)      Overwegende dat de verkrijging bij overeenkomst van uitsluitende uitzendingsrechten moet geschieden in overeenstemming met de wetgeving inzake het auteursrecht en de naburige rechten van de lidstaat waar de mededeling aan het publiek per satelliet plaatsvindt;

[…]

(17)      Overwegende dat de betrokkenen bij het bepalen van de vergoeding die voor het verwerven van de rechten moet worden betaald, rekening dienen te houden met alle voor de uitzending kenmerkende aspecten, zoals het daadwerkelijke aantal luisteraars of kijkers, het potentiële aantal luisteraars of kijkers en de taalversie”.

4        Artikel 1 van deze richtlijn, met als opschrift „Definities”, bepaalt in lid 2, onder a) tot en met c):

„a)      In deze richtlijn wordt verstaan onder ‚mededeling aan het publiek per satelliet’: een handeling waarbij de programmadragende signalen voor ontvangst door het publiek onder controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie worden ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt.

b)      De mededeling aan het publiek per satelliet vindt slechts plaats in de lidstaat waar de programmadragende signalen onder controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie worden ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt.

c)      Indien de programmadragende signalen in gecodeerde vorm worden uitgezonden, is er sprake van mededeling aan het publiek per satelliet wanneer de middelen voor het decoderen van de uitzending door of met toestemming van de omroeporganisatie ter beschikking van het publiek worden gesteld.”

5        In artikel 2 van richtlijn 93/83 wordt bepaald:

„Overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk kennen de lidstaten auteurs een uitsluitend recht toe de mededeling aan het publiek per satelliet van auteursrechtelijk beschermde werken toe te staan.”

 Richtlijn 2001/29

6        Artikel 3 van richtlijn 2001/29, met als opschrift „Recht van mededeling van werken aan het publiek en recht van beschikbaarstelling van ander materiaal voor het publiek”, bepaalt in lid 1 het volgende:

„De lidstaten voorzien ten behoeve van auteurs in het uitsluitende recht, de mededeling van hun werken aan het publiek, per draad of draadloos, met inbegrip van de beschikbaarstelling van hun werken voor het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, toe te staan of te verbieden.”

 Oostenrijks recht

7        In § 17b, lid 1, van het Urheberrechtsgesetz (auteurswet) van 9 april 1936 (BGBl. 111/1936), in de versie van 27 december 2018 (BGBl. I, 105/2018), wordt bepaald:

„Bij satellietuitzendingen bestaat de aan de auteur voorbehouden exploitatiehandeling in de invoering van programmadragende signalen onder controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt. Onder voorbehoud van lid 2 vindt de satellietuitzending derhalve alleen plaats in de staat waar die invoering plaatsvindt.”

8        § 59a van deze wet bepaalt het volgende:

„1.      Enkel collectieve beheersorganisaties kunnen het recht doen gelden om omroepuitzendingen van werken – met inbegrip van uitzendingen via satelliet –voor de gelijktijdige, volledige en onveranderde doorgifte via kabel te exploiteren; dit geldt echter niet voor het recht in rechte op te komen tegen inbreuken op het auteursrecht.

2.      Omroepuitzendingen mogen voor een doorgifte in de zin van lid 1 worden gebruikt wanneer de omroeporganisatie die de doorgifte verzorgt hiertoe toestemming heeft ontvangen van de daartoe bevoegde collectieve beheersorganisatie […]. […]

3.      De leden 1 en 2 zijn echter niet van toepassing voor zover de omroeporganisatie waarvan de uitzending wordt doorgegeven, het recht tot doorgifte in de zin van lid 1 heeft.”

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

9        AKM is houder van een exploitatievergunning voor muziekwerken die haar het recht geeft om als belangenbehartiger de rechten van uitzending op het Oostenrijkse grondgebied uit te oefenen.

10      Canal+ is een in Luxemburg gevestigde vennootschap die in Oostenrijk onder bezwarende titel gecodeerde programmapakketten (hierna: „in het hoofdgeding aan de orde zijnde satellietpakketten”) van verschillende omroeporganisaties uit andere lidstaten aanbiedt in hd- of sd-kwaliteit.

11      De invoer van de afzonderlijke programmadragende satellietsignalen in de mededelingenketen (uplink) gebeurt meestal door de omroeporganisaties zelf en soms door Canal+, in die andere lidstaten. Er wordt een uitzendstream verzonden die het volledige programma in hd-kwaliteit bevat, samen met extra informatie, zoals audio- en ondertitelingsgegevens. Nadat de uitzendstream door de satelliet is „teruggezonden” wordt deze door middel van satellietontvangstapparatuur binnen het uitzendgebied ontvangen. De stream wordt dan opgesplitst en de gebruiker heeft, met behulp van een decoder, via een terminal toegang tot elk van de programma’s.

12      De in het hoofdgeding aan de orde zijnde satellietpakketten bevatten zowel programma’s die tegen betaling als programma’s die gratis te ontvangen zijn. Gratis programma’s worden niet gecodeerd en kunnen door iedereen op het Oostenrijkse grondgebied in sd-kwaliteit worden ontvangen.

13      Met het door haar ingediende verzoek beoogt AKM in wezen de staking van de uitzending van satellietsignalen door Canal+ in Oostenrijk en de betaling van een vergoeding, met als argument dat in de lidstaten waar de handeling van uitzending of mededeling aan het publiek per satelliet plaatsvindt, geen toestemming voor deze exploitatie is verkregen en dat zij voor deze uitzending in Oostenrijk geen toestemming heeft verleend. AKM is namelijk van mening dat deze uitzending aan een nieuwe categorie klanten van Canal+ wordt aangeboden, en dat deze niet onder de toestemming valt die de betrokken omroeporganisaties, in voorkomend geval, voor de mededeling van de betrokken werken aan het publiek per satelliet hadden verkregen in de lidstaten van uitzending. Voor de uitzending van de satellietsignalen in Oostenrijk had Canal+ de toestemming van AKM moeten verkrijgen. Bijgevolg stelt AKM dat Canal+ inbreuk maakt op de rechten die zij beheert.

14      Canal+ antwoordt hierop dat zij zich ertoe beperkt om, met de toestemming van de omroeporganisaties, een infrastructuur ter beschikking te stellen waarmee een signaal dat door die organisaties buiten Oostenrijk wordt ingevoerd in een mededelingenketen die naar een satelliet loopt, kan worden gecodeerd. In overeenstemming met het beginsel van de lidstaat van uitzending dat is neergelegd in artikel 1, lid 2, onder b), van richtlijn 93/83 is niet AKM, maar zijn enkel de organisaties voor het collectief beheer van auteursrechten in de lidstaten van uitzending bevoegd om uit hoofde van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde exploitatiehandeling op te treden. Bovendien valt die door Canal+ gestelde exploitatiehandeling onder de toestemming die door de betrokken omroeporganisaties in de lidstaten van uitzending werd verkregen.

15      Vier vennootschappen, waaronder Seven.One Entertainment Group GmbH, een in Duitsland gevestigde omroeporganisatie, en ProSiebenSat.1 PULS 4 GmbH, een in Oostenrijk gevestigde omroeporganisatie, zijn toegelaten tot interventie in het hoofdgeding aan de zijde van Canal+.

16      Bij arrest van 31 oktober 2019 heeft het Handelsgericht Wien (handelsrechter Wenen, Oostenrijk) de vordering tot staking van de uitzending van satellietsignalen in Oostenrijk afgewezen. Die rechter heeft echter wel grotendeels zowel de, deels ondergeschikte, vordering tot staking van de uitzending per satelliet van de betrokken programmadragende signalen op het Oostenrijkse grondgebied als het verzoek om de relevante documenten over te leggen, toegewezen. Tegen dit vonnis werd hoger beroep ingesteld bij het Oberlandesgericht Wien (hoogste rechterlijke instantie van de deelstaten Neder-Oostenrijk, Burgenland en Wenen, Oostenrijk), dat bij arrest van 30 juni 2020 grotendeels in dezelfde zin heeft geoordeeld. Deze laatste rechter heeft met name overwogen dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde satellietpakketten een nieuw publiek bereikten, dat wil zeggen een ander publiek dan het beoogde publiek van de vrij te ontvangen uitzendingen van de omroepexploitanten. Zowel AKM als Canal+, Seven.One Entertainment Group en ProSiebenSat.1 PULS 4 hebben bij de verwijzende rechter tegen dit laatste arrest beroep in Revision ingesteld.

17      Onder verwijzing naar de punten 61 en 69 van het arrest van 13 oktober 2011, Airfield en Canal Digitaal (C‑431/09 en C‑432/09, EU:C:2011:648), dat eveneens betrekking had op een aanbieder van satellietpakketten, is de verwijzende rechter van oordeel dat zowel de exploitatiehandeling van de omroeporganisatie als de interventie van de aanbieder van satellietpakketten moet plaatsvinden in de lidstaat waar de programmadragende signalen in de betrokken mededelingenketen worden ingevoerd. Een dergelijke aanbieder handelt bij de uitoefening van zijn activiteit naast de omroeporganisatie namelijk uitsluitend ter ondersteuning van de oorspronkelijke handeling, de enkele en ondeelbare uitzending per satelliet.

18      Indien dit niet het geval zou zijn, rijst de vraag in hoeverre de concrete exploitatiehandelingen van die aanbieder inbreuk maken op de auteursrechten op grond dat er mogelijk een nieuw publiek wordt bereikt in de lidstaat waar de satellietsignalen worden ontvangen. In deze context moet worden vastgesteld of het feit dat de aanbieder in de in het hoofdgeding aan de orde zijnde satellietpakketten ook gratis televisieprogramma’s aanbiedt relevant is indien deze programma’s al vrij toegankelijk zijn voor elke gebruiker die zich in het omroepgebied bevindt.

19      In die omstandigheden heeft het Oberste Gerichtshof (hoogste federale rechter in burgerlijke en strafzaken, Oostenrijk) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)      Moet artikel 1, lid 2, onder b), van [richtlijn 93/83] aldus worden uitgelegd dat niet alleen de omroeporganisatie maar ook een aanbieder van een satellietpakket die meewerkt aan de ondeelbare en een eenheid vormende uitzendhandeling een – hooguit aan toestemming onderworpen – gebruikshandeling verricht in enkel die staat waar de programmadragende signalen onder controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie worden ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt, met als gevolg dat de medewerking van de aanbieder van het satellietpakket aan de omroephandeling niet kan leiden tot een inbreuk op de auteursrechten in de ontvangststaat?

2)      Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord:

Moet het begrip ‚mededeling aan het publiek’ in artikel 1, lid 2, onder a) en c), van richtlijn [93/83] en in artikel 3, lid 1, van richtlijn [2001/29] aldus worden uitgelegd dat de aanbieder van een satellietpakket die tijdens een mededeling aan het publiek per satelliet als andere actor optreedt, verschillende gecodeerde hogedefinitiesignalen van gratis televisieprogramma’s en betaaltelevisieprogramma’s van verschillende omroeporganisaties naar eigen inzicht bundelt tot een pakket en het aldus ontstane zelfstandige audiovisuele product tegen betaling aan zijn klanten aanbiedt, ook voor de beschermde inhoud van de in het programmapakket opgenomen gratis televisieprogramma’s afzonderlijke toestemming van de houder van de betrokken rechten nodig heeft, hoewel hij zijn klanten in dit opzicht sowieso enkel toegang verschaft tot werken die in het omroepgebied reeds gratis toegankelijk zijn voor iedereen, zij het in een lagere standaarddefinitiekwaliteit?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

 Eerste vraag

20      Met zijn eerste prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 1, lid 2, onder b), van richtlijn 93/83 aldus moet worden uitgelegd dat in het geval dat een aanbieder van satellietpakketten toestemming van de betrokken houders van auteursrechten en naburige rechten moet verkrijgen voor de mededeling aan het publiek per satelliet waaraan hij meewerkt, deze toestemming, net als die welke aan de betrokken omroeporganisatie is verleend, enkel moet worden verkregen in de lidstaat waar de programmadragende signalen worden ingevoerd in de mededelingenketen die naar de satelliet loopt.

21      Overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder b), van richtlijn 93/83 vindt de mededeling aan het publiek per satelliet enkel plaats in de lidstaat waar de programmadragende signalen onder de controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie worden ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt.

22      De regel in artikel 1, lid 2, onder b), van richtlijn 93/83 is slechts van toepassing indien het gaat om een „mededeling aan het publiek per satelliet”, in de zin van artikel 1, lid 2, onder a) en c), waarin de cumulatieve voorwaarden daarvoor zijn neergelegd. Een uitzending vormt één enkele „mededeling aan het publiek per satelliet” wanneer zij, ten eerste, wordt opgestart door een „handeling betreffende de invoering” van programmadragende signalen „onder de controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie”, ten tweede, deze signalen worden ingevoerd „in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt”, ten derde, deze signalen „voor ontvangst door het publiek” bedoeld zijn en, ten vierde, indien die signalen zijn gecodeerd, de apparatuur voor het decoderen ervan „door of met toestemming van de omroeporganisatie ter beschikking van het publiek [wordt] gesteld” (zie in die zin arrest van 13 oktober 2011, Airfield en Canal Digitaal C‑431/09 en C‑432/09, EU:C:2011:648, punt 52).

23      Met betrekking tot een uitzending als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, heeft het Hof reeds geoordeeld dat zowel een indirecte als een directe uitzending van televisieprogramma’s die voldoet aan al deze cumulatieve voorwaarden als één enkele mededeling aan het publiek per satelliet moet worden beschouwd en dus ondeelbaar is. De ondeelbaarheid van een dergelijke mededeling, in de zin van artikel 1, lid 2, onder a) en c), betekent daarom nog niet dat voor de interventie van de aanbieder van een satellietpakket in deze mededeling de toestemming van de betrokken rechthebbenden niet vereist is (zie in die zin arrest van 13 oktober 2011, Airfield en Canal Digitaal, C‑431/09 en C‑432/09, EU:C:2011:648, punten 69 en 70).

24      Er zij namelijk aan herinnerd dat uit artikel 2 van richtlijn 93/83, gelezen in samenhang met overweging 17 van deze richtlijn, volgt dat de houders van auteursrechten toestemming moeten verlenen voor elke mededeling van beschermde werken aan het publiek per satelliet en dat bij het bepalen van de passende vergoeding die deze houders voor een dergelijke mededeling moeten krijgen, rekening moet worden gehouden met alle voor de uitzending kenmerkende aspecten, zoals het daadwerkelijke en potentiële aantal luisteraars of kijkers (zie in die zin arrest van 13 oktober 2011, Airfield en Canal Digitaal, C‑431/09 en C‑432/09, EU:C:2011:648, punten 71 en 73).

25      Een dergelijke toestemming moet met name worden verkregen door de persoon die deze mededeling opstart of die daarin een interventie uitvoert zodat door middel van deze mededeling de auteursrechtelijk beschermde documenten toegankelijk worden voor een nieuw publiek, dat wil zeggen een publiek dat de auteurs van de beschermde werken niet voor ogen hadden toen zij aan een andere persoon toestemming verleenden (zie in die zin arrest van 13 oktober 2011, Airfield en Canal Digitaal, C‑431/09 en C‑432/09, EU:C:2011:648, punt 72).

26      In dit verband heeft het Hof reeds opgemerkt dat overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder a), van richtlijn 93/83 een mededeling aan het publiek per satelliet als die welke die in het hoofdgeding aan de orde is, wordt opgestart door de omroeporganisatie onder de controle en verantwoordelijkheid waarvan de programmadragende signalen worden ingevoerd in de mededelingenketen die naar de satelliet loopt. Bovendien staat vast dat deze omroeporganisatie op deze wijze de beschermde werken doorgaans toegankelijk maakt voor een nieuw publiek. Deze omroeporganisatie moet dus de in artikel 2 van richtlijn 93/83 bedoelde toestemming verkrijgen (arrest van 13 oktober 2011, Airfield en Canal Digitaal, C‑431/09 en C‑432/09, EU:C:2011:648, punt 75).

27      Aangezien volgens de in artikel 1, lid 2, onder b), van richtlijn 93/83 neergelegde regel een dergelijke mededeling aan het publiek per satelliet wordt geacht enkel plaats te vinden in de lidstaat waar de programmadragende signalen worden ingevoerd in de mededelingenketen die naar de satelliet loopt, moet de omroeporganisatie enkel toestemming verkrijgen in die lidstaat.

28      Zoals in punt 24 van het onderhavige arrest in herinnering is gebracht, dient bij het bepalen van de vergoeding die de houders van auteursrechten verkrijgen voor een dergelijke mededeling van hun werken, rekening te worden gehouden met alle voor de betrokken uitzending kenmerkende aspecten, zoals het daadwerkelijke en potentiële aantal luisteraars of kijkers van de uitzending. Wanneer een deel van het daadwerkelijke of potentiële aantal luisteraars of kijkers zich in andere lidstaten bevindt dan de lidstaat waar de programmadragende signalen worden ingevoerd in de mededelingenketen die naar de satelliet loopt, zijn het, in voorkomend geval, de verscheidene betrokken organisaties voor het collectief beheer van auteursrechten die een passende oplossing moeten vinden om een billijke vergoeding voor de rechthebbenden te verzekeren.

29      Het kan evenwel niet worden uitgesloten dat andere operatoren tijdens een mededeling aan het publiek per satelliet een interventie uitvoeren zodat zij de beschermde werken of het beschermd materiaal toegankelijk maken voor een ruimer publiek dan dat waarop de betrokken omroeporganisatie doelde, dat wil zeggen een publiek dat de auteurs van deze werken niet voor ogen hadden toen zij toestemming verleenden voor het gebruik van hun werken door de omroeporganisatie. In dat geval valt de interventie van deze operatoren niet onder de aan deze omroeporganisatie verleende toestemming. Dit kan met name het geval zijn wanneer een operator de kring van personen die tot deze mededeling toegang hebben, opentrekt en de beschermde werken voor een nieuw publiek toegankelijk maakt (arrest van 13 oktober 2011, Airfield en Canal Digitaal, C‑431/09 en C‑432/09, EU:C:2011:648, punten 76 en 77).

30      Blijkens de bewoordingen van artikel 1, lid 2, onder b), van richtlijn 93/83 en de structuur van dat artikel 1, lid 2, onder a) tot en met c), volgt dat in het geval dat een aanbieder van satellietpakketten gehouden is toestemming van de betrokken houders van auteursrechten en naburige rechten te verkrijgen voor de mededeling aan het publiek per satelliet waaraan hij meewerkt, deze toestemming, net als die welke aan de betrokken omroeporganisatie is verleend, enkel moet worden verkregen in de lidstaat waar de programmadragende signalen worden ingevoerd in de mededelingenketen die naar de satelliet loopt.

31      Daarnaast vindt deze conclusie steun in het door artikel 1, lid 2, onder b), van richtlijn 93/83 nagestreefde doel. In dit verband moet worden opgemerkt dat uit de overwegingen 5 en 14 van deze richtlijn blijkt dat de rechtsonzekerheid die bestaat doordat de nationale bepalingen op het gebied van auteursrecht onderling afwijken, een directe belemmering vormt voor het vrije verkeer van programma’s binnen de Europese Unie en dat het gebrek aan rechtszekerheid met betrekking tot de te verkrijgen rechten, waardoor de grensoverschrijdende uitzending van programma’s per satelliet wordt belemmerd, wordt geacht te zijn weggenomen door het begrip „mededeling aan het publiek per satelliet” op Unieniveau te definiëren, met name om te voorkomen dat op één uitzendingshandeling op cumulatieve wijze het recht van verschillende landen wordt toegepast. Voorts wordt in overweging 15 van richtlijn 93/83 hieraan toegevoegd dat de verkrijging bij overeenkomst van uitsluitende uitzendingsrechten moet geschieden in overeenstemming met de wetgeving inzake het auteursrecht en de naburige rechten van de lidstaat waar de mededeling aan het publiek per satelliet plaatsvindt.

32      Uit de overwegingen 5, 14 en 15 van richtlijn 93/83 volgt aldus dat artikel 1, lid 2, onder b), van deze richtlijn tot doel heeft ervoor te zorgen dat enkel de wetgeving met betrekking tot auteursrechten en naburige rechten die van kracht is in de lidstaat waar de programmadragende signalen worden ingevoerd in de mededelingenketen die naar de satelliet loopt, van toepassing is op „mededelingen aan het publiek per satelliet” in de zin van artikel 1, lid 2, onder a) en c), van deze richtlijn. Het zou in strijd zijn met die doelstelling als een aanbieder van satellietpakketten ook in andere lidstaten toestemming van de betrokken houders van auteursrechten en naburige rechten zou moeten verkrijgen.

33      Gelet op de voorgaande overwegingen moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 1, lid 2, onder b), van richtlijn 93/83 aldus moet worden uitgelegd dat in het geval dat een aanbieder van satellietpakketten toestemming van de betrokken houders van auteursrechten en naburige rechten moet verkrijgen voor de mededeling aan het publiek per satelliet waaraan hij meewerkt, deze toestemming, net als die welke aan de betrokken omroeporganisatie is verleend, enkel moet worden verkregen in de lidstaat waar de programmadragende signalen worden ingevoerd in de mededelingenketen die naar de satelliet loopt.

 Tweede vraag

34      Gelet op het antwoord op de eerste vraag hoeft de tweede vraag niet te worden beantwoord.

 Kosten

35      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:

Artikel 1, lid 2, onder b), van richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel

moet aldus worden uitgelegd dat

in het geval dat een aanbieder van satellietpakketten toestemming van de betrokken houders van auteursrechten en naburige rechten moet verkrijgen voor de mededeling aan het publiek per satelliet waaraan hij meewerkt, deze toestemming, net als die welke aan de betrokken omroeporganisatie is verleend, enkel moet worden verkregen in de lidstaat waar de programmadragende signalen worden ingevoerd in de mededelingenketen die naar de satelliet loopt.

ondertekeningen


*      Procestaal: Duits.