Language of document : ECLI:EU:F:2011:64

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
(Eerste kamer)

25 mei 2011

Zaak F‑22/10

Luis María Bombín Bombín

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Ambtenaren – Verlof om redenen van persoonlijke aard – Vakantieverlof – Overboeking van verlof – Ambtenaar die zijn werkzaamheden heeft beëindigd – Financiële vergoeding”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Bombín Bombín de nietigverklaring vordert van het besluit van de Commissie om hem bij zijn pensionering een financiële compensatie toe te kennen die was berekend op basis van een saldo aan niet opgenomen verlofdagen van 29 dagen.

Beslissing:      Het beroep wordt verworpen. Verzoeker draagt alle kosten.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Verlof – Vakantieverlof – Overboeking van alle niet opgenomen verlofdagen naar volgend jaar – Voorwaarden

(Ambtenarenstatuut, art. 1 sexies, lid 2; bijlage V, art. 4, eerste alinea; richtlijn 2003/88 van het Europees Parlement en de Raad, art. 7, lid 1)

2.      Ambtenaren – Verlof – Vakantieverlof – Definitieve beëindiging van werkzaamheden na verlof om redenen van persoonlijke aard – Financiële vergoeding voor niet opgenomen verlofdagen – Toekenningsvoorwaarden

(Ambtenarenstatuut, bijlage V, art. 4)

3.      Ambtenaren – Beginselen – Bescherming van gewettigd vertrouwen – Voorwaarden – Niet ondertekende individuele verlofkaart – Document dat geen gewettigd vertrouwen kan doen ontstaan

1.      Ofschoon het in een kalenderjaar opgebouwde verlofrecht krachtens artikel 4, eerste alinea, van bijlage V bij het Statuut in beginsel moet worden opgenomen in de loop van datzelfde kalenderjaar, volgt uit diezelfde bepaling ook dat een ambtenaar alle tijdens een kalenderjaar niet opgenomen verlofdagen kan doen overboeken naar het volgende jaar, wanneer hij om redenen van dienstbelang zijn vakantieverlof niet volledig heeft kunnen opnemen.

Voorts kunnen, gelet op de doelstelling die met het recht op vakantieverlof wordt nagestreefd, ook andere redenen, hoewel niet van dienstbelang, een overboeking van alle niet opgenomen verlofdagen rechtvaardigen. Dit is met name het geval wanneer een ambtenaar die gedurende het gehele of een gedeelte van het kalenderjaar met ziekteverlof is geweest, om die reden zijn recht op verlof niet heeft kunnen uitoefenen. Artikel 7, lid 1, van richtlijn 2003/88 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, welke richtlijn overeenkomstig artikel 1 sexies, lid 2, van het Statuut van toepassing is op ambtenaren, moet namelijk in die zin worden uitgelegd dat een ambtenaar die tijdens het kalenderjaar wegens ziekteverlof zijn recht op vakantieverlof niet heeft kunnen uitoefenen, de mogelijkheid wordt gegarandeerd om dat vakantieverlof na dat kalenderjaar daadwerkelijk op te nemen.

Wanneer daarentegen geen van de bovengenoemde redenen, al dan niet van dienstbelang zijnde, kan rechtvaardigen dat een ambtenaar zijn vakantieverlof niet vóór het einde van het kalenderjaar volledig heeft kunnen opnemen, kan de overboeking van zijn verlofdagen naar het volgende jaar niet meer dan twaalf dagen bedragen.

(cf. punten 27‑29)

Referentie:

Hof: 20 januari 2009, Schultz-Hoff, C‑350/06 en C‑520/06, punten 43 en 55; 10 september 2009, Vicente Pereda, C‑277/08, punten 22‑25

Gerecht voor ambtenarenzaken: 15 maart 2011, Strack/Commissie, F‑120/07, punten 55‑58

2.      Een ambtenaar die tot aan zijn pensionering verlof om redenen van persoonlijke aard heeft opgenomen, heeft enkel recht op een financiële vergoeding voor meer dan twaalf niet opgenomen verlofdagen wanneer is aangetoond dat hij op het tijdstip waarop hij met verlof om redenen van persoonlijke aard ging, om redenen van dienstbelang zijn verlofdagen niet volledig had kunnen opnemen.

Dienaangaande kan de omstandigheid dat de ambtenaar met verlof om redenen van persoonlijke aard is geen reden vormen voor overboeking van alle tot aan dat tijdstip niet opgenomen verlofdagen, wanneer dat verlof om redenen van persoonlijke aard op eigen verzoek is verleend. In die omstandigheden zijn de niet opgenomen verlofdagen waarover de betrokkene op het tijdstip waarop zijn verlof inging beschikte tot aan het in artikel 4 van bijlage V bij het Statuut bedoelde maximum van twaalf dagen overgeboekt naar volgende jaren.

(cf. punten 30, 31 en 33)

3.      Het recht om zich op bescherming van het gewettigd vertrouwen te beroepen, dat een van de fundamentele beginselen van de Europese Unie is, komt toe aan iedere particulier die zich in een situatie bevindt waarin een Europese instantie, door hem nauwkeurige, onvoorwaardelijke, onderling overeenstemmende en van bevoegde en betrouwbare bronnen afkomstige toezeggingen te doen, bij hem gegronde verwachtingen heeft gewekt. Dienaangaande kan een niet ondertekende individuele verlofkaart niet worden geacht afkomstig te zijn van een bevoegde en betrouwbare bron. Bovendien kan dat document, zelfs indien het zou kunnen worden geacht wel van een dergelijke bron afkomstig te zijn, niet aantonen dat de administratie formeel een standpunt heeft ingenomen met betrekking tot de overboeking van alle door een ambtenaar niet opgenomen verlofdagen naar de volgende jaren.

(cf. punt 32)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 16 maart 2005, Ricci/Commissie, T‑329/03, punt 79