Language of document :

Beroep ingesteld op 19 november 2007 - Aer Lingus Group / Commissie

(Zaak T-411/07)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Aer Lingus Group plc (Dublin, Ierland) (vertegenwoordigers: A. Burnside, Solicitor, B. van de Walle de Ghelcke en T. Snels, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietig te verklaren de bestreden beschikking van de Europese Commissie van 11 oktober 2007;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met het onderhavige beroep vordert verzoekster de nietigverklaring van beschikking C(2007)4600 van de Commissie van 11 oktober 2007 tot afwijzing van het verzoek van verzoekster tot inleiding van de procedure van artikel 8, lid 4, van verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (de EG-concentratieverordening) en tot vaststelling van voorlopige maatregelen krachtens artikel 8, lid 5, van die verordening, die is gegeven na beschikking C(2007)3104 van de Commissie van 27 juni 2007 ("verbodsbeschikking") waarbij een concentratie onverenigbaar wordt verklaard met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-Overeenkomst (zaak nr. COMP/M.4439 - Ryanair - Aer Lingus).

Verzoekster betoogt dat de Commissie artikel 8, leden 4 en 5, van de EG-concentratieverordening onjuist heeft uitgelegd en toegepast, door te verklaren dat zij niet bevoegd was om Ryanair na de vaststelling van de verbodsbeschikking te verplichten afstand te doen van haar minderheidsaandeel in Aer Lingus of andere maatregelen te nemen teneinde de vroegere toestand te herstellen, dan wel tussentijds voorlopige maatregelen te nemen.

Verzoekster stelt met name dat, aangezien de Commissie dit minderheidsaandeel en Ryanairs daarmee verband houdende openbare bod op Aer Lingus uitdrukkelijk heeft aangemerkt als integrale onderdelen van een en dezelfde concentratie, hieruit volgt dat de verboden concentratie gedeeltelijk tot stand is gekomen. Bovendien geeft volgens verzoekster artikel 8, leden 4 en 5, van de EG-concentratieverordening de Commissie in deze omstandigheden de bevoegdheid om de nadelige gevolgen voor de mededinging aan te pakken die voortvloeien uit dit minderheidsaandeel, dat twee bedrijven aan elkaar koppelt die als elkaars grootste concurrenten worden aangemerkt voor wat betreft luchtroutes naar en vanuit Ierland.

Verzoekster betoogt voorts dat de Commissie heeft gehandeld in strijd met artikel 21, lid 3, van de EG-concentratieverordening, door niet op haar exclusieve bevoegdheid te staan en in plaats daarvan de mogelijkheid van optreden door de lidstaten open te laten.

____________