Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Svea Hovrätt, Patent- och marknadsöverdomstol (Zweden) op 15 februari 2023 – Parfümerie Akzente GmbH / KTF Organisation AB

(Zaak C-88/23, Parfümerie Akzente)

Procestaal: Zweeds

Verwijzende rechter

Svea Hovrätt, Patent- och marknadsöverdomstolen

Partijen in het hoofdgeding

Appellante: Parfümerie Akzente GmbH

Geappelleerde: KTF Organisation AB

Prejudiciële vragen

Dient artikel 3, lid 2, van richtlijn 2000/31/EG1 , gezien het recht van de Unie in het algemeen en de doeltreffende uitvoering ervan, aldus te worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling volgens welke nationale regels, met inbegrip van nationale regels die uitvoering geven aan richtlijn 2005/29/EG2 , geen toepassing vinden binnen het gecoördineerde gebied indien de dienstverlener gevestigd is in en diensten van de informatiemaatschappij verstrekt vanuit een andere lidstaat, en indien niet is voldaan aan de voorwaarden om een uitzondering toe te passen overeenkomstig de desbetreffende nationale regels ter uitvoering van artikel 3, lid 4, [van richtlijn 2000/31/EG]?

Omvat het gecoördineerde gebied in de zin van richtlijn 2000/31/EG de reclame op de website van de verkoper voor en de onlineverkoop van een product waarvan wordt beweerd dat de etikettering ervan in strijd is met de vereisten die voor de goederen als zodanig gelden in de lidstaat van de consument die het product aanschaft?

Indien het antwoord op de tweede vraag bevestigend luidt, zijn dergelijke vereisten die gelden voor de levering en de producten als zodanig, overeenkomstig artikel 2, onder h), ii), van richtlijn 2000/31/EG eveneens uitgesloten van het gecoördineerde gebied, waar de levering van de goederen zelf een noodzakelijk onderdeel vormt van de onlinereclame en -verkoop, of wordt de levering van de goederen zelf geacht een nevenaspect te vormen van de onlinereclame en -verkoop, waarmee het onlosmakelijk is verbonden?

Welk gewicht heeft, in het licht van de tweede en de derde vraag, het feit dat de vereisten die gelden voor de goederen als zodanig voortvloeien uit nationale bepalingen die sectorspecifieke EU-wetgeving uitvoeren en aanvullen, met inbegrip van artikel 8, lid 2, van richtlijn 75/324/EEG1 en artikel 19, lid 5, van verordening (EG) nr. 1223/20092 , en die inhouden dat de vereisten die gelden voor de goederen moeten worden nageleefd om de goederen in de betrokken lidstaat op de markt te kunnen brengen of aan eindverbruikers te kunnen leveren?

____________

1 Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („Richtlijn inzake elektronische handel”) (PB 2000, L 178, blz. 1).

1 Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad („Richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB 2005, L 149, blz. 22).

1 Richtlijn van de Raad van 20 mei 1975 inzake onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende aërosols (PB 1975, L 147, blz. 40).

1 Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (PB 2009, L 342, blz. 59).