Language of document : ECLI:EU:C:2024:73

Voorlopige editie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)

25 januari 2024 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Luchtvervoer – Verordening (EG) nr. 261/2004 – Artikel 3, lid 2, onder a) – Artikel 5, lid 1 – Artikel 7, lid 1 – Compensatie aan luchtreizigers bij langdurige vertraging van een vlucht – Vereiste om zich tijdig bij de incheckbalie te melden”

In zaak C‑474/22,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Bundesgerichtshof (hoogste federale rechter in burgerlijke en strafzaken, Duitsland) bij beslissing van 3 mei 2022, ingekomen bij het Hof op 15 juli 2022, in de procedure

Laudamotion GmbH

tegen

flightright GmbH,

wijst

HET HOF (Derde kamer),

samengesteld als volgt: K. Jürimäe, kamerpresident, K. Lenaerts, president van het Hof, waarnemend rechter van de Derde kamer, N. Piçarra, N. Jääskinen en M. Gavalec (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: L. Medina,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        flightright GmbH, vertegenwoordigd door M. Michel en R. Weist, Rechtsanwälte,

–        de Duitse regering, vertegenwoordigd door J. Möller, P. Busche, J. Heitz en M. Hellmann als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door G. Braun, K. Simonsson, G. Wilms en N. Yerrell als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 3, lid 2, onder a), en de artikelen 5 tot en met 7 van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (PB 2004, L 46, blz. 1, met rectificaties in PB 2021, L 420, blz. 134, en PB 2022, L 68, blz. 24).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Laudamotion GmbH, een luchtvaartmaatschappij, en flightright GmbH, een vennootschap voor rechtsbijstand waaraan een vliegtuigpassagier zijn rechten jegens Laudamotion heeft overgedragen, over compensatie die wordt gevorderd wegens de langdurige vertraging van een vlucht waarvoor deze passagier een bevestigde boeking had.

 Toepasselijke bepalingen

3        Overweging 2 van verordening nr. 261/2004 luidt als volgt:

„Instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten brengen voor passagiers ernstige moeilijkheden en ongemak met zich mee.”

4        Artikel 2, onder l), van die verordening definieert „annulering” als „het niet uitvoeren van een geplande vlucht waarop ten minste één plaats was geboekt”.

5        Artikel 3 van genoemde verordening, met als opschrift „Werkingssfeer”, bepaalt in de leden 1 en 2:

„1.      Deze verordening is van toepassing:

a)      op passagiers die vertrekken vanaf een luchthaven die gelegen is op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is;

[...]

2.      Lid 1 is van toepassing op voorwaarde dat de passagiers

a)      een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie hebben en zich – behalve in geval van annulering als bedoeld in artikel 5 – bij de incheckbalie melden,

–        zoals bepaald en op de tijd die van tevoren door de luchtvaartmaatschappij, de touroperator of een erkend reisbureau schriftelijk (waaronder via elektronische weg) is aangegeven,

of, indien er geen tijd wordt aangegeven,

–        uiterlijk 45 minuten voor de gepubliceerde vertrektijd, [...]

[...]”

6        Artikel 5 van verordening nr. 261/2004, met als opschrift „Annulering”, bepaalt in lid 1:

„In geval van annulering van een vlucht:

[...]

c)      hebben de betrokken passagiers recht op de in artikel 7 bedoelde compensatie door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, tenzij

[...]

iii)      de annulering hun minder dan zeven dagen voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld en hun een alternatief reisplan wordt aangeboden dat hen in staat stelt niet eerder dan één uur voor de geplande vertrektijd te vertrekken en hun eindbestemming minder dan twee uur later dan de geplande aankomsttijd te bereiken.”

7        Artikel 6, lid 1, van die verordening, met als opschrift „Vertraging”, luidt als volgt:

„Wanneer een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert redelijkerwijs kan verwachten dat die vlucht een vertraging tot na de geplande vertrektijd oploopt, en wel

a)      van twee uur of meer voor alle vluchten van 1 500 km of minder,

b)      van drie uur of meer voor alle vluchten binnen de Gemeenschap van meer dan 1 500 km en voor alle andere vluchten tussen 1 500 en 3 500 km, of

c)      van vier uur of meer voor alle vluchten die niet onder a) of b) vallen,

wordt de passagiers door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, bijstand geboden als bedoeld in

i)      artikel 9, lid 1, onder a), en artikel 9, lid 2, en

ii)      artikel 9, lid 1, onder b), en artikel 9, lid 1, onder c), in geval de vertrektijd, naar redelijkerwijs wordt verwacht, ten vroegste daags na de geplande vertrektijd is, en

iii)      artikel 8, lid 1, onder a), in geval van een vertraging van ten minste vijf uur.”

8        Artikel 7 van genoemde verordening, met als opschrift „Recht op compensatie”, bepaalt in lid 1:

„Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, krijgen de passagiers compensatie ten belope van:

a)      250 EUR voor alle vluchten tot en met 1 500 km;

[...]”

9        Artikel 12 van verordening nr. 261/2004, met als opschrift „Verdere compensatie”, bepaalt in lid 1:

„Deze verordening is van toepassing onverminderd de rechten van een passagier op verdere compensatie. De uit hoofde van deze verordening toegekende compensatie kan op eventuele verdere compensatie in mindering worden gebracht.”

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

10      Een vliegtuigpassagier had een bevestigde boeking bij Laudamotion voor een vlucht van Düsseldorf (Duitsland) naar Palma de Mallorca (Spanje), die was gepland voor 26 juni 2018. Omdat deze passagier van mening was dat de aangekondigde vertraging van deze vlucht hem een zakelijke afspraak zou doen missen, heeft hij besloten om niet aan boord te gaan van die vlucht, die met 3 uur en 32 minuten vertraging op de plaats van bestemming is aangekomen.

11      Die passagier heeft zijn rechten overgedragen aan flightright, die een vordering heeft ingesteld bij de bevoegde Duitse rechter om een compensatie van 250 EUR te verkrijgen op grond van artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 261/2004. Na in eerste aanleg in het ongelijk te zijn gesteld, is flightright in beroep in het gelijk gesteld.

12      In het licht van de rechtspraak van het Hof volgens welke de situatie van passagiers van vluchten met een langdurige vertraging, dat wil zeggen een vertraging van drie uur of meer bij aankomst op hun eindbestemming, gelijk te stellen is met de situatie van passagiers van geannuleerde vluchten, heeft de appelrechter artikel 3, lid 2, onder a), van deze verordening aldus uitgelegd dat een passagier die voor zijn vertrek in kennis is gesteld van een vertraging van drie uur of meer, aanspraak kan maken op de in de artikelen 5 en 7 van die verordening bedoelde compensatie, zelfs indien hij zich niet op de luchthaven heeft gemeld.

13      Laudamotion heeft tegen de beslissing van de appelrechter beroep in Revision ingesteld bij het Bundesgerichtshof (hoogste federale rechter in burgerlijke en strafzaken, Duitsland), de verwijzende rechter.

14      De verwijzende rechter merkt op dat de betrokken passagier zich in strijd met artikel 3, lid 2, onder a), van verordening nr. 261/2004 niet uiterlijk 45 minuten voor de gepubliceerde vertrektijd bij de incheckbalie heeft gemeld, terwijl deze formaliteit krachtens artikel 2, onder l), en artikel 5 van deze verordening alleen is uitgesloten in geval van annulering van de vlucht. Volgens de verwijzende rechter is het niettemin mogelijk dat die passagier van die formaliteit is vrijgesteld omdat langdurige vertraging bij aankomst van een vlucht wordt gelijkgesteld met de annulering van een vlucht, zoals het Hof heeft geoordeeld in het arrest van 19 november 2009, Sturgeon e.a. (C‑402/07 en C‑432/07, EU:C:2009:716).

15      Die verwijzende rechter merkt evenwel op dat de annulering van een vlucht en de langdurige vertraging van een vlucht niet te verwaarlozen verschillen vertonen. In geval van annulering is het namelijk zeker dat de geplande vlucht niet zal worden uitgevoerd, zodat het logisch is dat de reizigers niet worden verplicht om zich bij de incheckbalie te melden om hun recht op compensatie, dat is neergelegd in de artikelen 5 en 7 van verordening nr. 261/2004, te doen gelden. Daarentegen kan het zijn dat er uiterlijk 45 minuten voor de vertrektijd nog geen voldoende aanwijzingen bestaan om tot de slotsom te komen dat de vlucht met een vertraging van drie uur of meer zal worden uitgevoerd, ook wanneer het voor de uitvoering van de vlucht waarschijnlijk lijkt dat er vertraging zal zijn.

16      Ook de beschikking van 24 oktober 2019, easyJet Airline (C‑756/18, EU:C:2019:902), suggereert volgens de verwijzende rechter dat een passagier die niet op de vertraagde vlucht is vervoerd alleen maar compensatie wegens langdurige vertraging van een vlucht kan krijgen als hij zich in elk geval bij de incheckbalie heeft gemeld, wat hij met de instapkaart of enig ander bewijsmiddel kan bewijzen.

17      De verwijzende rechter is van oordeel dat een langdurige vertraging bij de aankomst van een vlucht voor de toepassing van artikel 3, lid 2, onder a), van verordening nr. 261/2004 in beginsel niet kan worden gelijkgesteld met de annulering van een vlucht. Bijgevolg is een passagier alleen vrijgesteld van de verplichting om zich voor instappen bij de incheckbalie te melden, ten eerste, als de vlucht bij aankomst drie uur of meer vertraging heeft en, ten tweede, als er sprake is van een situatie die vergelijkbaar is met een annulering. Dit kan, aldus de verwijzende rechter, het geval zijn wanneer de passagiers uiterlijk 45 minuten vóór de gepubliceerde vertrektijd over voldoende aanwijzingen beschikken dat de vlucht slechts met een vertraging van drie uur of meer bij aankomst op de bestemming kan worden uitgevoerd.

18      In die omstandigheden heeft het Bundesgerichtshof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)      Is voor het ontstaan van het in de artikelen 5 tot en met 7 van verordening [nr. 261/2004] bedoelde recht op compensatie wegens de vertraging van een vlucht met meer dan drie uur na de geplande aankomsttijd vereist dat de passagier zich overeenkomstig artikel 3, lid 2, onder a), van de verordening op de door de luchtvaartmaatschappij, de touroperator of een erkend reisbureau aangegeven tijd, doch uiterlijk 45 minuten voor de gepubliceerde vertrektijd bij de incheckbalie meldt, of geldt dit vereiste niet in het geval van een langdurige vertraging in vorenbedoelde zin, net zoals het geval van annulering van de vlucht?

2)      Indien het ontstaan van een langdurige vertraging in vorenbedoelde zin niet als zodanig meebrengt dat de verplichting om zich bij de incheckbalie te melden komt te vervallen, vervalt deze verplichting dan wel wanneer de passagier beschikte over voldoende zekere aanwijzingen dat de vlucht pas zou aankomen met een langdurige vertraging in vorenbedoelde zin?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

 Eerste vraag

19      Om te beginnen moet worden benadrukt dat het hoofdgeding zijn oorsprong vindt in de vertraging van een vliegtuig bij vertrek. Het geding draait evenwel om de gevolgen die de vertraging heeft kunnen hebben. Verzoeker in het hoofdgeding vordert immers compensatie wegens de waarschijnlijke vertraging van de betrokken vlucht bij aankomst op de eindbestemming, waardoor hij niet tijdig zou hebben kunnen aankomen op een zakelijke afspraak die in Palma de Mallorca moest plaatsvinden. Aangezien artikel 6 van verordening nr. 261/2004 echter enkel betrekking heeft op de vertraging van een vlucht ten opzichte van de oorspronkelijk geplande vertrektijd, en de forfaitaire compensatie waarop een passagier op grond van artikel 7 van verordening nr. 261/2004 recht heeft wanneer zijn vlucht zijn eindbestemming bereikt met een vertraging van drie uur of meer ten opzichte van de geplande aankomsttijd dus niet ervan afhangt dat is voldaan aan de voorwaarden van dat artikel 6 (arrest van 26 februari 2013, Folkerts, C‑11/11, EU:C:2013:106, punten 36 en 37), moet het hoofdgeding uitsluitend worden beoordeeld in het licht van de artikelen 3, 5 en 7 van die verordening.

20      Derhalve wenst de verwijzende rechter met zijn eerste vraag in wezen te vernemen of artikel 3, lid 2, onder a), van verordening nr. 261/2004 aldus moet worden uitgelegd dat, om aanspraak te kunnen maken op de in artikel 5, lid 1, en artikel 7, lid 1, van die verordening bedoelde compensatie in geval van vertraging van de vlucht met drie uur of meer ten opzichte van de door de luchtvaartmaatschappij oorspronkelijk geplande aankomsttijd, een vliegtuigpassagier zich tijdig bij de incheckbalie moet hebben gemeld.

21      Uit artikel 3, lid 1, onder a), en lid 2, onder a), van verordening nr. 261/2004 volgt dat deze verordening van toepassing is op passagiers die vertrekken vanaf een luchthaven die gelegen is op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is, mits, ten eerste, deze passagiers beschikken over een bevestigde boeking voor de betrokken vlucht en, ten tweede, zij zich tijdig bij de incheckbalie melden, behalve in geval van annulering van de vlucht als bedoeld in artikel 5 van die verordening. Aangezien de twee voorwaarden cumulatief zijn, kan de aanwezigheid van een passagier bij de incheckbalie niet worden vermoed op grond van het feit dat hij een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie heeft (beschikking van 24 oktober 2019, easyJet Airline, C‑756/18, EU:C:2019:902, punt 25). Er dient te worden gepreciseerd dat het nuttige effect van artikel 3, lid 2, onder a), vereist dat de passagiers zich tijdig op de luchthaven melden, meer bepaald bij een vertegenwoordiger van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, om naar de geplande bestemming te worden vervoerd, ook al hebben zij zich reeds eerder online ingecheckt voor zij naar de luchthaven vertrokken.

22      In casu zijn de vragen van de verwijzende rechter gebaseerd op de premisse dat de betrokken passagier zich niet tijdig bij de incheckbalie heeft gemeld. In dat geval is verordening nr. 261/2004 alleen van toepassing indien de langdurige vertraging van een vlucht bij aankomst op de eindbestemming, dat wil zeggen een vertraging van drie uur of meer, in het kader van artikel 3, lid 2, onder a), van die verordening wordt gelijkgesteld met een annulering van de vlucht in de zin van artikel 5 van die verordening.

23      In dat verband moet in de eerste plaats worden opgemerkt dat het Hof reeds heeft geoordeeld dat de artikelen 5 en 7 van verordening nr. 261/2004, gelezen in het licht van het beginsel van gelijke behandeling, aldus moeten worden uitgelegd dat passagiers van vertraagde vluchten voor de toepassing van het in artikel 7, lid 1, van deze verordening bedoelde recht op compensatie kunnen worden gelijkgesteld met passagiers van geannuleerde vluchten, en dat zij aanspraak kunnen maken op dit recht op compensatie wanneer zij ten gevolge van een vertraagde vlucht drie uur of meer tijd verliezen, dat wil zeggen wanneer zij hun eindbestemming drie uur of meer na de door de luchtvaartmaatschappij oorspronkelijk geplande aankomsttijd bereiken [zie in die zin arresten van 19 november 2009, Sturgeon e.a., C‑402/07 en C‑432/07, EU:C:2009:716, punten 60, 61 en 69, en 7 juli 2022, SATA International – Azores Airlines (Storing van het brandstofbevoorradingssysteem), C‑308/21, EU:C:2022:533, punt 19 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

24      In het arrest van 19 november 2009, Sturgeon e.a. (C‑402/07 en C‑432/07, EU:C:2009:716, punten 49, 52 en 60), had het Hof de aard en de omvang van het ongemak en de schade van een passagier van een geannuleerde vlucht die had moeten wachten tot hem een alternatieve vlucht werd aangeboden, vergeleken met de aard en de omvang van het ongemak en de schade van een passagier van een vertraagde vlucht. Deze laatste had dus moeten wachten tot het vliegtuig klaar was om op te stijgen en had zich noodzakelijkerwijs bij de incheckbalie gemeld, aangezien hij aan boord was gegaan. Beide soorten passagiers hadden dus geduld moeten oefenen om hun eindbestemming te bereiken, zodat zij ontegenzeggelijk schade hadden geleden die erin bestond dat zij tijd hadden verloren. Gelet op het onomkeerbare karakter ervan, kan een dergelijk tijdverlies alleen door middel van een compensatie kan worden vergoed. Deze passagiers, die vergelijkbare schade hadden geleden, mochten overeenkomstig het beginsel van gelijke behandeling niet verschillend worden behandeld.

25      Het cruciale element dat het Hof ertoe heeft gebracht de langdurige vertraging van een vlucht bij aankomst gelijk te stellen met de annulering van een vlucht, houdt verband met het feit dat passagiers van een vlucht met een langdurige vertraging, net als passagiers van een geannuleerde vlucht, schade lijden in de vorm van een onomkeerbaar tijdverlies van drie uur of meer, dat alleen door middel van compensatie kan worden vergoed (zie in die zin arresten van 19 november 2009, Sturgeon e.a., C‑402/07 en C‑432/07, EU:C:2009:716, punten 52, 53 en 61; 23 oktober 2012, Nelson e.a., C‑581/10 en C‑629/10, EU:C:2012:657, punt 54, en 12 maart 2020, Finnair, C‑832/18, EU:C:2020:204, punt 23). In geval van annulering van een vlucht of langdurige vertraging van een vlucht bij aankomst op de eindbestemming, is het in artikel 7, lid 1, van verordening nr. 261/2004 bedoelde recht op compensatie dus onlosmakelijk verbonden met het bestaan van dit tijdverlies van drie uur of meer.

26      Een passagier die zich niet naar de luchthaven heeft begeven – zoals dit het geval lijkt te zijn bij verzoeker in het hoofdgeding – omdat hij over voldoende aanwijzingen beschikte om tot de slotsom te komen dat de vlucht pas met aanzienlijke vertraging op zijn eindbestemming zou aankomen, heeft naar alle waarschijnlijkheid geen dergelijk tijdverlies geleden.

27      Er zij immers aan herinnerd dat tijdverlies geen schade is die voortvloeit uit een vertraging, maar een ongemak, net als andere ongemakken die ontstaan bij instapweigering, vluchtannulering of langdurige vertraging en die met deze situaties gepaard gaan, zoals wanneer passagiers van alle comfort verstoken blijven, zij tijdelijk niet over de normaliter beschikbare communicatiemiddelen beschikken (arrest van 23 oktober 2012, Nelson e.a., C‑581/10 en C‑629/10, EU:C:2012:657, punt 51) of zij zich niet verder kunnen bezighouden met hun persoonlijk, familiaal, sociaal of beroepsleven (zie in die zin arrest van 4 september 2014, Germanwings, C‑452/13, EU:C:2014:2141, punten 20 en 21).

28      Aangezien in dit verband alle passagiers van een vertraagde vlucht op dezelfde wijze het tijdverlies dat recht verleent op de compensatie op grond van artikel 7, lid 1, van verordening nr. 261/2004 ondergaan, is het mogelijk dit te vergoeden door middel van een gestandaardiseerde maatregel zonder dat de individuele situatie van elke betrokken passagier hoeft te worden beoordeeld. Een dergelijke maatregel kan dus onmiddellijk worden getroffen (arrest van 23 oktober 2012, Nelson e.a., C‑581/10 en C‑629/10, EU:C:2012:657, punt 52).

29      In de tweede plaats moet worden benadrukt dat het Hof in de punten 33 tot en met 36 en 39 van het arrest van 19 november 2009, Sturgeon e.a. (C‑402/07 en C‑432/07, EU:C:2009:716), dat met name is bevestigd door het arrest van 21 december 2021, Corendon Airlines (C‑395/20, EU:C:2021:1041, punt 18), heeft vastgesteld dat geannuleerde vluchten en vertraagde vluchten twee duidelijk onderscheiden categorieën van vluchten vormen, aangezien overeenkomstig artikel 2, onder l), van die verordening de annulering van een vlucht, anders dan de vertraging van een vlucht, het gevolg is van het feit dat een oorspronkelijk geplande vlucht niet is uitgevoerd.

30      Wanneer een vlucht een langdurige vertraging heeft opgelopen, is het echter de bedoeling dat die vlucht zal plaatsvinden, zodat de incheckverrichtingen moeten worden uitgevoerd. Hieruit volgt dat passagiers van een vertraagde vlucht niet kunnen worden vrijgesteld van de in artikel 3, lid 2, onder a), van verordening nr. 261/2004 uitdrukkelijk neergelegde verplichting om zich bij de incheckbalie te melden.

31      Uit de voorgaande overwegingen volgt dus dat voor de toepassing van artikel 3, lid 2, onder a), van deze verordening de langdurige vertraging van een vlucht bij aankomst op de eindbestemming niet kan worden gelijkgesteld met de annulering van een vlucht.

32      In de laatste plaats moet worden gepreciseerd dat schade die is ontstaan omdat een zakelijke afspraak werd gemist, moet worden beschouwd als individuele schade die inherent is aan de eigen situatie van de betrokken passagier en die derhalve niet kan worden vergoed door de toekenning van de in artikel 7, lid 1, van die verordening bedoelde compensatie, die er slechts toe strekt onmiddellijk en op gestandaardiseerde wijze de schade te vergoeden die voor alle betrokken passagiers nagenoeg identiek is (zie in die zin arrest van 29 juli 2019, Rusu, C‑354/18, EU:C:2019:637, punten 28, 30, 31 en 33).

33      Voor dergelijke individuele schade kan echter een „verdere compensatie” in de zin van artikel 12 van verordening nr. 261/2004 worden toegekend. Daarvoor is vereist dat de vordering is gebaseerd op het nationale of het internationale recht [zie in die zin arresten van 29 juli 2019, Rusu, C‑354/18, EU:C:2019:637, punten 35 en 36, en 8 juni 2023, Austrian Airlines (Repatriëringsvlucht), C‑49/22, EU:C:2023:454, punt 36].

34      Gelet op een en ander moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 3, lid 2, onder a), van verordening nr. 261/2004 aldus moet worden uitgelegd dat, om aanspraak te kunnen maken op de in artikel 5, lid 1, en artikel 7, lid 1, van deze verordening bedoelde compensatie in geval van langdurige vertraging van de vlucht, te weten een vertraging met drie uur of meer ten opzichte van de door de luchtvaartmaatschappij oorspronkelijk geplande aankomsttijd, een vliegtuigpassagier zich tijdig moet hebben gemeld bij de incheckbalie of, indien hij reeds online heeft ingecheckt, zich tijdig op de luchthaven moet hebben gemeld bij een vertegenwoordiger van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.

 Tweede vraag

35      Gelet op het antwoord op de eerste vraag hoeft de tweede vraag niet te worden beantwoord, aangezien het niet van belang is of de passagier over voldoende zekere aanwijzingen beschikte die erop wezen dat de vlucht pas met een langdurige vertraging op zijn eindbestemming zou aankomen.

 Kosten

36      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

Artikel 3, lid 2, onder a), van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91

moet aldus worden uitgelegd dat

om aanspraak te kunnen maken op de in artikel 5, lid 1, en artikel 7, lid 1, van deze verordening bedoelde compensatie in geval van langdurige vertraging van de vlucht, te weten een vertraging met drie uur of meer ten opzichte van de door de luchtvaartmaatschappij oorspronkelijk geplande aankomsttijd, een vliegtuigpassagier zich tijdig moet hebben gemeld bij de incheckbalie of, indien hij reeds online heeft ingecheckt, zich tijdig op de luchthaven moet hebben gemeld bij een vertegenwoordiger van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.

ondertekeningen


*      Procestaal: Duits.