Language of document : ECLI:EU:T:2013:323

Zaak T‑509/09

Portugese Republiek

tegen

Europese Commissie

„Visserij – Financiële bijdrage voor de tenuitvoerlegging van toezicht- en controleregelingen – Besluit uitgaven voor aanschaf van twee patrouillezeeschepen niet te vergoeden – Artikel 296 EG – Richtlijn 93/36/EEG – Gewettigd vertrouwen – Motiveringsplicht”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 18 juni 2013

1.      Beroep tot nietigverklaring – Bevoegdheid van de Unierechter – Conclusies strekkende tot bevel aan instelling – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 264 VWEU en 266 VWEU)

2.      Visserij – Gemeenschappelijk visserijbeleid – Controlemaatregelen – Financiële bijdrage voor de tenuitvoerlegging van toezicht- en controleregelingen – Voorwaarden – Toepasselijkheid van richtlijnen houdende coördinatie van procedures voor plaatsen van overheidsopdrachten – Afwijking wegens militair materiaal uit hoofde van artikel 296, lid 1, sub b, EG – Ontoelaatbaarheid

(Art. 296, lid 1, sub b, EG; richtlijn 93/36 van de Raad; beschikking 2001/431 van de Raad, art. 2, sub e, 9, lid 1, en 17, leden 2 en 3)

3.      Harmonisatie van wetgevingen – Procedures voor plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen – Richtlijn 93/36 – Afwijkingen van gemeenschappelijke regels – Strikte uitlegging – Noodzaak te voorzien in verplichting tot vertrouwelijkheid – Geen

(Richtlijn 93/36 van de Raad, art. 2, lid 1, sub b)

4.      Harmonisatie van wetgevingen – Procedures voor plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen – Richtlijn 93/36 – Financiële bijstand voor tenuitvoerlegging van toezicht- en controleregelingen inzake gemeenschappelijk visserijbeleid – Weigering vergoeding van uitgaven wegens niet-inachtneming van voorwaarden in toekenningsbeschikking – Schending van beginsel van gewettigd vertrouwen – Geen

(Richtlijn 93/36 van de Raad)

5.      Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Uitvoeringsbeschikking – Verwijzing naar bepalingen van basishandeling op grond waarvan criteria bij vaststelling ervan duidelijk zijn – Toereikende motivering

(Art. 253 EG; beschikking 2001/431 van de Raad)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 28)

2.      Uit de artikelen 2, sub e, 9, lid 1, en 17, leden 2 en 3, van beschikking 2001/431 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in bepaalde uitgaven van de lidstaten voor de tenuitvoerlegging van de in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid geldende controle-, inspectie- en toezichtregelingen, blijkt dat de Unie enkel financieel bijdraagt aan de aanschaf van schepen die daadwerkelijk worden gebruikt voor de controle van en het toezicht op de visserij indien de uitgaven zijn gedaan met inachtneming van de voorwaarden in deze beschikking en de richtlijnen betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten, waaronder richtlijn 93/36 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen. Daaruit vloeit voort dat volgens beschikking 2001/431, inzonderheid artikel 17, lid 2, de cofinanciering door de Unie veronderstelt dat deze richtlijnen ratione materiae van toepassing zijn.

Het vereiste dat de voorwaarden van de richtlijnen betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten worden nageleefd, heeft namelijk in de eerste plaats de volledige transparantie en controleerbaarheid van mede door de Unie gefinancierde aankopen tot doel. Bovendien valt cofinanciering van oorlogsvaartuigen door de Unie in beginsel niet onder het gemeenschappelijk visserijbeleid. Derhalve kan een lidstaat overeenkomstig beschikking 2001/431 niet enerzijds verzoeken om een financiële bijdrage van de Unie voor de aanschaf van schepen die geheel of gedeeltelijk zijn bedoeld voor de controle van en het toezicht op de visserij, waarvoor overeenkomstig die beschikking de voorschriften voor het plaatsen van overheidsopdrachten moeten worden nageleefd, en anderzijds besluiten dezelfde voorschriften met een beroep op artikel 296, lid 1, sub b, EG, niet toe te passen omdat de aangeschafte uitrusting militair is. Artikel 296, lid 1, sub b, EG staat er echter niet aan in de weg dat de lidstaten die voornemens zijn militaire uitrusting aan te schaffen die binnen de werkingssfeer van deze bepaling valt, niettemin besluiten zich te onderwerpen aan de gemeenschappelijke procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten en aldus aanspraak kunnen maken op de financiële bijdrage die in beschikking 2001/431 in het vooruitzicht is gesteld.

(cf. punten 38‑40, 42, 45)

3.      In het kader van het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen belet de noodzaak om te voorzien in een verplichting tot vertrouwelijke behandeling geenszins gebruik te maken van een procedure van oproep tot mededinging voor de plaatsing van een opdracht. Overigens kunnen de vereisten voor vertrouwelijkheid in de voorwaarden voor deelname aan de procedure of bij de beoordeling van de voorstellen worden meegenomen door maatregelen ter bescherming van de vertrouwelijkheid als deelcriterium voor de gunning op te nemen.

(cf. punt 51)

4.      Het vertrouwensbeginsel kan niet in de weg staan aan intrekking van communautaire bijstand wanneer de voor de toekenning van die bijstand gestelde voorwaarden kennelijk niet in acht zijn genomen.

(cf. punt 62)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 67‑69)