Language of document : ECLI:EU:T:2014:684

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

7 juli 2014

Zaak T‑39/14 P

Joaquim Paulo Gomes Moreira

tegen

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC)

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Tijdelijk functionarissen – Beroepstermijn – Termijnoverschrijding – Hogere voorziening kennelijk niet-ontvankelijk”

Betreft:      Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Eerste kamer) van 23 oktober 2013, Gomes Moreira/ECDC (F‑80/11, JurAmbt., EU:F:2013:159), en strekkende tot vernietiging van dat arrest.

Beslissing:      De hogere voorziening wordt afgewezen. Gomes Moreira zal zijn eigen kosten dragen.

Samenvatting

Hogere voorziening – Termijnen – Regels van openbare orde – Ambtshalve onderzoek door de Unierechter

(Statuut van het Hof van Justitie, bijlage I, art. 9, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 102, lid 2)

Volgens artikel 9, eerste alinea, van bijlage I bij het Statuut van het Hof van Justitie kan uiterlijk binnen twee maanden te rekenen vanaf de betekening van de bestreden beslissing bij het Gerecht een verzoek om hogere voorziening worden ingediend tegen eindbeslissingen van het Gerecht voor ambtenarenzaken alsmede tegen beslissingen die het geding ten gronde slechts gedeeltelijk beslechten of die een einde maken aan een procesincident ter zake van onbevoegdheid of niet-ontvankelijkheid. Bovendien wordt krachtens artikel 102, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht die procestermijn verlengd met een forfaitaire termijn wegens afstand van tien dagen. De procestermijnen en de termijnen wegens afstand moeten niet worden beschouwd als afzonderlijke termijnen, zodat wanneer de procestermijn afloopt, deze moet worden verlengd met een forfaitaire termijn wegens afstand van tien dagen.

De beroepstermijn is bovendien van openbare orde, daar hij is ingesteld om de duidelijkheid en de zekerheid van de rechtssituaties te verzekeren en iedere ongelijkheid of willekeur bij de rechtsbedeling te voorkomen, en de Unierechter kan ambtshalve verifiëren of hij is geëerbiedigd.

(cf. punten 5 en 6)

Referentie:

Hof: beschikking van 15 mei 1991, Emsland-Stärke/Commissie, C‑122/90, EU:C:1991:209, punt 9, en arrest van 23 januari 1997, Coen, C‑246/95, Jurispr., EU:C:1997:33, punt 21

Gerecht: arrest van 18 september 1997, Mutual Aid Administration Services/Commissie, T‑121/96 en T‑151/96, Jurispr., EU:T:1997:132, punten 38 en 39; beschikkingen van 20 november 1997, Horeca-Wallonie/Commissie, T‑85/97, Jurispr., EU:T:1997:180, punten 25 en 26, en 15 juli 2011, Collège des représentants du personnel de la EIB e.a./Bömcke, T‑213/11 P(I), JurAmbt., EU:T:2011:397, punt 11