Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 11 februari 2005 ingesteld door P tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-103/05)

Procestaal: Spaans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 11 februari 2005 beroep ingesteld tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen door P, wonende te Barcelona (Spanje), vertegenwoordigd door D. Matías Griful i Ponsati, advocaat, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

-    het bestreden besluit van 28 oktober 2004 en het besluit van 10 mei 2004 nietig te verklaren;

-    te erkennen dat verzoeker recht op bezoldiging heeft vanaf 15 april 2004 tot het tijdstip waarop zijn ziekteverlof eindigt en hij arbeidsgeschikt wordt verklaard, en -    de Commissie te verwijzen in de kosten;

Middelen en voornaamste argumenten

Dit beroep is gericht tegen het besluit van 28 oktober 2004 van het tot aanstelling bevoegde gezag, waarbij dit gezag, na te hebben vastgesteld dat verzoeker volgens de medische dienst van de Commissie in staat was om zich te verplaatsen en halftijds te werken, bevestigt dat de betaling van zijn salaris wordt opgeschort vanaf 15 april 2004 tot het tijdstip waarop hij zijn ambt op de zetel te Brussel opnieuw opneemt.

Verzoeker, wiens benoeming op een post bij de vertegenwoordiging van de Commissie te Barcelona door familiale omstandigheden werd gerechtvaardigd, verklaart dienaangaande dat hij een ziektebeeld van angst en depressie vertoont ten gevolge van de afschaffing van zijn ambt bij de genoemde vertegenwoordiging.

Verzoeker voert tot staving van zijn beroep volgende middelen aan:

-    schending van de artikelen 11, 12 en 13 van het Europees Sociaal Handvest, waarin het recht op bescherming van de gezondheid, het recht op sociale zekerheid en het recht op sociale en geneeskundige bijstand wordt erkend;

-    schending van deel II van het Europees Wetboek van sociale zekerheid van 16 april 1964, voorzover hierin het recht op visite van de arts op de woonplaats van de patiënt wordt verleend, waardoor deze niet kan worden verplicht zijn woonplaats te verlaten;

-    schending van artikel 10 van verdrag nr. 102 en van artikel 13 van verdrag nr. 130 van de Internationale Arbeidsorganisatie;

-    schending van de artikelen 72 en 73 van het Statuut.

Voorts stelt verzoeker niet te weten om welke redenen hij in staat wordt geacht halftijds te werken.

____________