Language of document :

Beroep ingesteld op 29 september 2008 - SOZA / Commissie

(Zaak T-413/08)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Slovenský ochranný Zväz Autorský pre práva k hudobným dielam (SOZA) (Bratislava, Slowaakse Republiek) (vertegenwoordiger: M. Favart, advocaat)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

artikel 3 van de beschikking van de Commissie van 16 juli 2008 in een procedure op grond van artikel 81 EG en artikel 53 EER-Overeenkomst (zaak COMP/C2/38.698 - CISAC) nietig verklaren, en

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Met haar beroep vordert verzoekster gedeeltelijke nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 16 juli 2008 in een procedure op grond van artikel 81 EG en artikel 53 EER-Overeenkomst (zaak COMP/C2/38.698 - CISAC), in het bijzonder van artikel 3 daarvan. In dit artikel wordt vastgesteld dat de CISAC-leden in de EER door een onderling afgestemde feitelijke gedraging inbreuk hebben gemaakt op artikel 81 EG en artikel 53 EER-Overeenkomst, voor zover zij de territoriale afbakening van de tussen hen gesloten contracten voor wederzijdse vertegenwoordiging zodanig hebben gecoördineerd dat een licentie alleen geldt voor het nationale grondgebied van iedere auteursrechtenorganisatie.

Ter onderbouwing van haar vorderingen betoogt verzoekster:

(i)    de in haar contracten voor wederzijdse vertegenwoordiging opgenomen territoriale afbakening is niet het gevolg van een onderling afgestemde feitelijke gedraging, en

(ii)    subsidiair, zelfs indien er sprake was van een onderling afgestemde feitelijke gedraging inzake territoriale afbakening, wordt de mededinging daardoor niet beperkt in de zin van artikel 81 EG.

Met haar eerste middel stelt verzoekster dat de Commissie een beoordelingsfout heeft gemaakt en artikel 81 EG en artikel 253 EG heeft geschonden, voor zover zij heeft vastgesteld dat de parallelle territoriale afbakening in de tussen verzoekster en de overige CISAC-leden in de EER gesloten contracten voor wederzijdse vertegenwoordiging het gevolg is van een onderling afgestemde feitelijke gedraging, terwijl in de beschikking niet het bewijs van een dergelijke onderling afgestemde feitelijke gedraging wordt geleverd.

Met haar tweede middel betoogt verzoekster dat de gestelde onderling afgestemde feitelijke gedraging inzake territoriale afbakening niet onrechtmatig is omdat zij geen beschermenswaardige vorm van mededinging betreft. Voorts voert verzoekster aan dat de betrokken gedraging, zelfs indien die concurrentiebeperkend werd geacht, geen inbreuk vormt op artikel 81, lid 1, EG, omdat zij noodzakelijk is voor en in verhouding staat tot een rechtmatig doel.

____________

1 - International Confederation of Societies of Authors and Composers.