Language of document :

Beroep ingesteld op 8 januari 2013 - NICO / Raad

(Zaak T-6/13)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Naftiran Intertrade Co. (NICO) Sàrl (Pully, Zwitserland) (vertegenwoordigers: J. Grayston, Solicitor, G. Pandey, P. Gjørtler, D. Rovetta, D. Sellers en N. Pilkington, lawyers)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

besluit 2012/635/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran2, en uitvoeringsverordening (EU) nr. 945/2012 van de Raad van 15 oktober 2012 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran nietig verklaren, voor zover de bestreden handelingen verzoekster plaatsen op de lijst van personen en entiteiten op wie de beperkende maatregelen van toepassing zijn;

de Raad verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster voert vijf middelen aan die verband houden met schending van een wezenlijk vormvereiste, alsmede schending van de Verdragen en van de voor de toepassing ervan geldende rechtsregels: schending van het recht om te worden gehoord, ontoereikende motivering, schending van het recht van verweer, kennelijke beoordelingsfout en schending van het fundamenteel recht op eigendom.

Verzoekster voert aan dat de Raad haar niet heeft gehoord en er geen contra-indicaties waren die dat rechtvaardigden, in het bijzonder in verband met het leggen van een last op lopende contractuele verplichtingen. Voorts betoogt verzoekster dat de Raad geen toereikende motivering heeft gegeven, hetgeen de Raad aan verzoekster heeft bevestigd, terwijl op verzoeken om toegang tot documenten niet is geantwoord. Volgens verzoekster heeft de Raad aldus haar recht van verdediging geschonden: zij heeft niet de kans gekregen om haar standpunt over de conclusies van de Raad naar behoren kenbaar te maken, aangezien deze conclusies niet aan verzoekster zijn meegedeeld. Anders dan de Raad stelt, voert verzoekster aan dat zij geen dochteronderneming van NICO Ltd is, aangezien deze onderneming niet langer bestaat in Jersey en de Raad hoe dan ook niet heeft aangetoond dat, zelfs als dit het geval was, dit een economisch voordeel voor de Iraanse Staat zou opleveren dat in strijd zou zijn met de doelstellingen van het bestreden besluit en de bestreden verordening. Ten slotte betoogt verzoekster dat de Raad, door het leggen van een last op de door verzoekster beheerde eigendomsrechten en lopende contractuele verplichtingen, het fundamentele eigendomsrecht heeft geschonden door maatregelen vast te stellen waarvan niet vaststaat dat zij evenredig zijn.

____________

1 - PB L 282, blz. 58.

2 - PB L 282, blz. 16.