Language of document :

Beroep ingesteld op 23 mei 2022 – Aven/Raad

(Zaak T-301/22)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Petr Aven (Virginia Water, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: T. Marembert en A. Bass, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

nietigverklaring van besluit 2022/3371 van de Raad van 28 februari 2022 tot wijziging van besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen, voor zover het verzoeker betreft;

nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) 2022/3361 van de Raad van 28 februari 2022 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen, voor zover zij verzoeker betreft;

verwijzing van de Raad in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van zijn beroep voert verzoeker vier middelen aan.

1.    Met het eerste middel wordt aangevoerd dat er sprake is van een onjuiste beoordeling. Verzoeker voert in de eerste plaats aan dat geen van de door de Raad aangevoerde bewijzen voldoet aan de in de Europese rechtspraak gestelde eisen inzake de bewijslast en de kwaliteit van het bewijs, en voorts dat geen van de stellingen in de motivering van de Raad is bewezen en dus niet kunnen dienen ter vaststelling van de criteria onder a) en d) van besluit 2014/145/GBVB, in de toen geldende versie, welke criteria door de Raad uitdrukkelijk zijn genoemd in zijn motivering.

2.    Het tweede middel is ontleend aan een exceptie van onwettigheid van dat criterium wegens een dubbele schending van het evenredigheidsbeginsel. Verzoeker is ten eerste van mening dat het door de Raad aangevoerde criterium kennelijk ongeschikt is om het nagestreefde doel te verwezenlijken en, ten tweede, dat er minder ingrijpende middelen konden worden aangewend.

3.    Het derde middel berust op het ontbreken van een rechtsgrondslag, op grond dat niet is aangetoond dat er een voldoende nauwe band bestaat tussen de in dat criterium bedoelde categorie van personen en de Russische Federatie.

4.    Het vierde middel is gebaseerd op een onjuiste beoordeling, op grond dat de Raad niet aantoont dat verzoeker een vooraanstaand zakenman is, noch dat hij invloedrijk is of betrokken is bij economische sectoren die een aanzienlijke bron van inkomsten vormen voor de regering van de Russische Federatie.

____________

1     Besluit (GBVB) 2022/337 van de Raad van 28 februari 2022 tot wijziging van besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2022, L 59, blz. 1).

1     Uitvoeringsverordening (EU) 2022/336 van de Raad van 28 februari 2022 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2022, L 58, blz. 1).