Language of document : ECLI:EU:C:2016:452

Zaak C‑186/15

Kreissparkasse Wiedenbrück

tegen

Finanzamt Wiedenbrück

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Finanzgericht Münster)

„Prejudiciële verwijzing – Fiscale bepalingen – Belasting over de toegevoegde waarde – Richtlijn 2006/112/EG – Aftrek van de voorbelasting – Artikel 173, lid 1 – Goederen en diensten die zowel voor belastbare handelingen als voor vrijgestelde handelingen worden gebruikt (goederen en diensten voor gemengd gebruik) – Vaststelling van het bedrag van de aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde – Aftrekbaar gedeelte – Artikel 174 – Aftrekbaar gedeelte berekend door toepassing van een verdeelsleutel volgens de omzet – Artikel 173, lid 2 – Afwijkende regeling – Artikel 175 – Regel voor afronding van het aftrekbaar gedeelte – Artikelen 184 en 185 – Herziening van de aftrek”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 16 juni 2016

1.        Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde – Aftrek van de voorbelasting – Goederen en diensten, gebruikt zowel voor handelingen waarvoor recht op aftrek bestaat, als voor handelingen waarvoor geen recht op aftrek bestaat – Aftrek pro rata – Berekening – Afronding van het berekende percentage op de hogere eenheid – Verplichte toepassing van deze afrondingsregel bij berekening van het pro rata aan de hand van een van de afwijkende methoden van artikel 173, lid 2, van richtlijn 2006/112 – Geen

(Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 175, lid 1)

2.        Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde – Aftrek van de voorbelasting – Goederen en diensten, gebruikt zowel voor handelingen waarvoor recht op aftrek bestaat, als voor handelingen waarvoor geen recht op aftrek bestaat – Aftrek pro rata – Berekening – Afronding van het berekende percentage op de hogere eenheid – Herziening van de aanvankelijk toegepaste aftrek – Verplichte toepassing van deze afrondingsregel bij berekening van het pro rata aan de hand van een van de afwijkende methoden van artikel 173, lid 2, van richtlijn 2006/112 of van artikel 17, lid 5, derde alinea, van richtlijn 77/388 – Voorwaarde

(Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 184‑186)

1.        Artikel 175, lid 1, van richtlijn 2006/112 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat de lidstaten niet verplicht zijn de afrondingsregel van deze bepaling toe te passen wanneer het aftrekbare gedeelte wordt berekend op basis van een van de afwijkende methoden bedoeld in artikel 173, lid 2, van deze richtlijn.

(cf. punt 42, dictum 1)

2.        De artikelen 184 en volgende van richtlijn 2006/112 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moeten aldus worden uitgelegd dat de lidstaten de afrondingsregel van artikel 175, lid 1, van deze richtlijn, wanneer het aftrekbare gedeelte krachtens hun nationale wettelijke regeling is berekend op basis van een van de methoden bedoeld in artikel 173, lid 2, van deze richtlijn of in artikel 17, lid 5, derde alinea, van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting, in het geval van herziening alleen hoeven toe te passen wanneer deze regel is toegepast om het oorspronkelijke bedrag van de aftrek te bepalen of wanneer het element waarvan de wijziging noopt tot deze herziening, bestaat in de invoering van de toepassing van de berekeningsmethode van artikel 173, lid 1, tweede alinea, van deze richtlijn of van deze afrondingsregel.

Uit de gezamenlijke lezing van de artikelen 184 en 185, lid 1, van richtlijn 2006/112 komt namelijk naar voren dat, ten eerste, wanneer, naar aanleiding van de wijziging van een van de elementen die oorspronkelijk in aanmerking zijn genomen om de aftrek te berekenen, herziening noodzakelijk blijkt, de berekening van het bedrag van deze herziening erin moet resulteren dat het bedrag van de uiteindelijk toegepaste aftrek overeenkomt met de aftrek die de belastingplichtige had mogen toepassen indien oorspronkelijk met deze wijziging rekening was gehouden. Ten tweede houdt de berekening van dit bedrag in dat rekening wordt gehouden met dezelfde elementen als die welke oorspronkelijk in aanmerking waren genomen, met uitzondering van het element dat is gewijzigd.

(cf. punten 47, 50, 51, dictum 2)