Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 19 mei 2013 door Markus Brune tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 21 maart 2013 in zaak F-94/11, Brune / Commissie

(Zaak T-269/13 P)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirerende partij: Markus Brune (Brussel, België) (vertegenwoordiger: H. Mannes, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 21 maart 2013 in zaak F-94/11 te vernietigen;

subsidiair, de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht voor ambtenarenzaken;

de verwerende partij te verwijzen in de kosten van de beide instanties.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij met name aan:

Eerste middel, ontleend aan het ontbreken van een rechterlijke beoordeling bij het onderzoek van de verplichting tot herhaling van het examen

Het bestreden arrest houdt er geen rekening mee dat de herhaling van het mondelinge examen ter uitvoering van het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 29 september 2010, Brune/Commissie (F-5/08, hierna: „arrest Brune”), in strijd is met de beginselen van gelijke behandeling en van de objectiviteit van de beoordelingen alsmede met artikel 266 VWEU,

de rechtsoverwegingen van het arrest bevatten onjuiste rechterlijke beoordelingen en een foutieve en ten dele tegenstrijdige beoordeling van de feiten, met name gelet op de voorwaarden van artikel 266 VWEU, het verbod van discriminatie en het vereiste van samenhangende beoordelingscriteria.

Tweede middel, ontleend aan het niet in aanmerking nemen van alternatieve mogelijkheden voor een oplossing

Het bestreden arrest wijst bij de uitvoering van het arrest Brune alternatieve mogelijkheden voor een oplossing af, die volgens vaste rechtspraak in casu vereist zouden zijn, en wel op grond van een rechtens onjuiste motivering,

bij het onderzoek van de alternatieve mogelijkheden voor een oplossing gaat het arrest met name uit van een onjuiste uitlegging van het beginsel van gelijke behandeling en van de objectiviteit van de beoordelingen, van artikel 27 van het Ambtenarenstatuut en van de aankondiging van vergelijkend onderzoek.

Derde, subsidiair aangevoerde middel, ontleend aan onjuiste beoordeling van procedurefouten bij de voorbereiding van de herhaling van het examen

De uiteenzettingen in het arrest betreffende de tijdige oproep, betreffende de juiste informatie over de leden van de jury en betreffende de informatie over het toepasselijke recht bevatten aanzienlijk fouten bij de beoordeling van de feiten en van de organisatieplicht van de verwerende partij,

in het arrest wordt geen uitspraak gedaan over de ongelijke behandeling van de rekwirerende partij gelet op de verstrekking van aanvullende informatie aan een andere kandidate in een parallelle procedure,

met betrekking tot de aangevoerde partijdigheid van de jury beperkt het bestreden arrest zich tot een onderzoek van het gebrek aan bewijs van discriminatie van de rekwirerende partij, zonder in te gaan op de bezorgdheid over de partijdigheid bij de herhaling van het examen.

Vierde middel, ontleend aan de onterechte afwijzing van het derde, het vierde en het vijfde verzoek van de rekwirerende partij

Het arrest miskent de mogelijkheid, algemene vaststellingen te doen die niet het karakter van een concrete verplichting voor de organen van de EU hebben,

het arrest legt de vordering tot compensatie van het ondervonden nadeel aldus uit dat deze niet strekt tot vergoeding van schade, ofschoon dit in de mondelinge behandeling uitdrukkelijk duidelijk is gemaakt,

het arrest miskent de uit artikel 266 VWEU volgende verplichting om het ondervonden nadeel ook ambtshalve zonder uitdrukkelijke vordering te compenseren.

Vijfde middel, ontleend aan een discriminerende beslissing omtrent de kosten

Het bestreden arrest discrimineert de rekwirerende partij in vergelijking met de procedure in zaak F-42/11, Honnefelder/Commissie, aangezien het een in die zaak relevante omstandigheid in de zin van artikel 87, lid 2, van het Reglement van de procesvoering niet ook ten behoeve van de rekwirerende partij heeft onderzocht.